Soms verdwalen ze, de woorden. Achtergelaten. Losgelaten.
Je ziet het vanuit de trein. Daar ergens. Iemand heeft woorden op een muurtje geschilderd. Die iemand is kwaad, denk je. Die iemand zou misschien nog wat moeten werken aan de kennis van het Engels. Er staat: fuck the long arm of the law. Daar is misschien nog werk aan.
Je ziet het vanuit het raam, hoog boven de wereld. Heel veel mensen in een betoging. Een grote spandoek. Ooit komt het goed. Het verzacht je hoofd.
Je zit in de trein. Op weg terug na een les die je moest geven. Je had je voorgenomen om nog wat te lezen. Straks moet je weer aan de slag. Maar nu ben je even alleen maar onderweg. (Thuis had je lang staan aarzelen. Welk boek zou je nemen uit de stapel.) Je begint. Je begint opnieuw. En nog eens. De woorden verdwalen. Ergens onderweg in je hoofd. Ze komen niet aan. Geen woorden voor even, voor zo lang de reis duurt. Alleen kijken naar het landschap.
Even denk je: ik zou haar dit willen vragen. Maar het gaat even niet. En de vraag verdwijnt weer. Of verdwaalt, dat zou ook kunnen.
Iemand duikt op in je droom. Nadien zie je dat beeld nog. De woorden die erbij hoorden, zijn er niet meer.
Op weg naar huis, na een vergadering. Aan de andere kant van de straat lopen twee behoorlijk aangeschoten jongens. Ze roepen allerlei dingen naar jou. Gargamel. Uit het gebral maak je op dat dat iets te maken heeft met je kale kop.
Samen met je dokter lees je het verslag uit het ziekenhuis. Er is iets met die woorden. Normale woorden, dichtbij, bewegen daar samen met nogal moeilijke, veraf. Misschien verdwaal jij in de woorden. Misschien verdwalen zij in zichzelf. Misschien wilde de dokter die ze schreef wel verdwalen in woorden die veraf zijn, om niet te dicht te komen, bij iets. Nadien blijven de woorden door je hoofd spoken. (Ze verdwalen niet, blijven onder je huid.)
Soms lees je woorden die je lichaam soepel en warm maken. Soms lees je woorden die je lichaam uren later nog in een kramp trekken.
De zangeres staat op het podium. Je zit op de eerste rij. Een beetje verlegen. Je voelt je zo groot. Haar fado neemt de ruimte in. Soms versta je een van de woorden. Soms vraag je je af hoe het zou zijn als je ze allemaal zou verstaan. Soms denk je dat je het liever zo hebt. Zodat je kunt verdwalen in woorden die je niet verstaat. Nadien sta je aan te schuiven om bij haar een CD te kopen. Ze schrijft er enkele woorden op. Haar naam. Je weet niet wat je moet zeggen. Je bedankt haar voor het mooie concert.
Je komt die ochtend aan in de vergadering. Je voelt een dip opkomen. Er wordt een rondje gemaakt. Iedereen moet zichzelf voorstellen als een dier. En je moet ook een dier geven voor je linkerbuur. (Je houdt niet van zo’n methodiekjes, denk je. Je gedachten strompelen door je hoofd.) Je bent aan de beurt. De woorden komen ergens uit je lichaam. Ze klinken als elders. Je buur verwacht dat je hem als hond zult omschrijven. Je omschrijft hem als twee hondjes. (Je denkt: ik woon graag in verhalen, daar kan ik ook verdwalen.) Iemand, vier plaatsen verder, begint te glimlachen. Hij kent het gedichtje.
En met een lange treinreis in het verschiet moet je weer, mag je weer kiezen uit de stapel boeken. Je zou zo graag verdwalen. Alleen het idee al.
De stapel weekendkranten ligt op je tafel. De woorden wachten op je.
Je duwt op toetsen. Apparaten zitten tussen jou en de woorden. Soms is het alsof je niet dicht genoeg bij de woorden kunt komen. Dat, wat je ook doet, ze je zullen ontglippen. Ze zullen op de dool gaan, misschien. Terwijl je alleen maar dichterbij wilt komen. Alleen je huid zou er mogen zijn, tussen jou en de woorden, soms.
Dat het pijn doet, als je te lang van de woorden weg bent. Je zou kunnen verdwalen. Zomaar. In dat lege universum.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten