Hoe de dingen langzaam gaan liggen. Een late zondagnamiddag. Hoe je je bijna uit handen zou kunnen geven.
Eerder.
En je vertelt. Traag. Je stem lijkt diep. Misschien kijk je alleen naar je woorden. Je doet je best om niet. En toch. Je slikt iets weg, hoopt dat het niet opgemerkt werd. Misschien heb je iets geleerd over je lichaam de voorbije dagen. En wat er moeilijk te delen is.
De tafel is gedekt. Het eten is bijna klaar. De gasten zullen zo wel komen. Je staat nog even tegen het aanrecht geleund. Zoals het hoort in het vaste ritueel. Je weet niet of je het goed zult doen, je weet het nooit. Zul je hen ontvangen zoals je het zou willen? Zul je de goede dingen zeggen? Zal het een warme veilige plek worden?
Als je traag genoeg spreekt, kun je iets zeggen over de littekens. Op een zondagochtend.
Je denkt terug aan hoe je het haar vroeg toen. De dag voor. Zouden ze wel weten dat ik hen graag zie? Wil jij het hun anders nog eens zeggen? Als? Misschien ben je rustiger nu. Maar je zou hetzelfde zeggen.
Hoe blijf je achter in het leven, na de dood van een ander? Je weet nooit of je de goede dingen zegt.
(Het viel je op, enkele dagen geleden, in de spiegel in de lift, dat je er kaler uit zag dan je dacht dat je was. Niet dat dat op een of andere manier erg zou zijn. Maar even leek je daar een ander dan in je hoofd, of was het omgekeerd?)
Er schuiven al dagen veel beelden en foto’s door je hoofd. Ze zeggen je iets over de tijd, over de verhalen in je huid. De woorden zijn daar ook.
Iets over eenzaamheid en de dingen.
Je zou iets willen zeggen over kwetsbaarheid en breekbaarheid. Je weet niet goed of je wel de goede woorden vindt, je weet het nooit.
Iets over kinderen.
De scheuren in jezelf. Misschien leer je er trager naar kijken.
Iets over de vrede die je zou kunnen vinden. En dat je soms denkt dat je vermoedt waar.
De verhalen die je hoort, de verhalen die je ziet. De anderen. Ze raken je traag, sijpelen bij je binnen. Ze maken je klein. En doorwaadbaar.
De woorden jij en jullie. Dat je soms niet weet welk woord je in welke zin moet gebruiken, stel je vast, na de zinnen. Terwijl je probeerde het goed te doen. Je weet het nooit.
Die ochtend, vroeg nog. Die grote afwas, in volle aandacht. Het heeft iets dat nodig is. Net als het opruimen de avond daarvoor. Heel traag de tafel weer helemaal leegmaken. De kamer weer teruggeven aan zichzelf. Je kunt niet goed uitleggen waarom je dat alleen wilt doen. Alleen moet doen.
Wat je mist en waar je blijft. En hoe het traag kan verteld worden. Iets over het leven dus.
De dingen waar je nog altijd moeilijk woorden voor vindt. Misschien leer je het ooit nog wel. En misschien vinden de anderen dat ook wel heel moeilijk.
Ze bezinken in je. Een late zondagnamiddag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten