Wie zou je willen zijn? Kun je soms samenvallen met wie je zou willen zijn? Ooit?
Misschien is het meer een staat van zijn, een vorm van zijn. Misschien is wie je zou willen zijn een soort adem. Misschien besef je op een bepaald moment ineens dat je die adem geworden bent.
Voor even.
Op weg naar het station. Je hebt nog eens een nacht goed en diep geslapen. Alles doet pijn, en eigenlijk is dat een goed teken. Zo kun je weer naar de andere kant van die pijn.
Het is een dag voor trage woorden denk je. Zorgvuldig en traag.
Het is een dag voor trage beelden, ook, denk je.
Er staat veel volk aan te schuiven voor de tentoonstelling. En het is alsof je je adem al een klein beetje aanpast aan wat zal komen.
Eerst komen de schilderijen, met veel wit aan de muur, met veel licht. Daarna vooral tekeningen, in het duister.
Ze nemen je mee vanaf de eerste zaal, die beelden aan de muur. Je zou alleen willen zijn met hen, met de stilte, en met enkele mensen, niet meer.
Al die andere mensen, ze maken zoveel lawaai. Al die mannen die iets te opzichtig en luidruchtig zogenaamd deskundige commentaar geven bij de schilderijen… Die mannen die al even luidruchtig uitvoerig staan te praten over hun medisch onderzoek, en daarbij staan waar jij graag zou willen staan om dat schilderij goed te zien...
En al die andere mensen, die in al hun rusteloze bewegingen en getater ook gewoon bewijzen hoezeer deze schilderijen raken en ontroeren. Het is ook mooi. Hoe zoveel intieme en tegelijk ontregelende schoonheid zo toch een beetje van iedereen kan zijn.
Zaal na zaal sijpelen ze bij je binnen, die mooie beelden. Alsof in je hoofd dezelfde kleuren het van je overnemen. Alsof ze iets met je huid doen. Alsof ze iets van jou onthullen, ergens, diep.
En daar waar het donkerder wordt, beginnen de mensen te zwijgen. Sommigen zijn nog altijd rusteloos. Anderen gretig in hun open blikken.
Er zit een ritme in dit alles. En een wat dwarse melancholie.
Dat je zomaar zo dicht bij een heel andere wereld mag komen. Misschien is dat het wonder van kunst, dat een heel andere wereld zich zomaar aan je openbaart, in deze wereld.
En na de laatste zaal voel je je diep dankbaar. Je zou het willen zeggen aan de kunstenaar: dankjewel.
Later lopen jullie door de stad. Er hangt iets in de lucht. Woorden wachten geduldig. Het geeft niet. Er is tijd in die adem.
En daar op die bank in het park. Een ontroerend mooi gesprek. In al zijn onthulling. In al zijn niet weten. In al zijn voorzichtig onvermogen.
De adem van de woorden. Hij troost. Iets.
En daarna ben je dankbaar. En later zul je het nog beter voelen. Zo wil je zijn: zacht vanbinnen.
In de trein zijn er ook nog de beelden van die voormiddag, nu in het grote boek. Ze zullen dicht bij je blijven. De beelden van deze dag.
En als je thuis komt, zoek je de juiste plaat. Er is een ruimte voor spaarzame muziek. Je vindt een plaat van Derroll Adams. Ze past in die ruimte. Ze past in de tranen in je ogen.
Buiten wordt het langzaam donkerder.
Je hoopt dat die adem nog enkele uren bij je zal blijven, om je daarna zachtjes uit handen te geven aan de nacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten