De jonge vrouw staat midden in de winkelstraat. Een beetje onwennig. Een beetje plechtig. Met een Rolleiflex in haar handen. En je zou haar willen zeggen: mevrouw, wat hebt u een mooi toestel. Maar je durft het niet.
In je hoofd had je je er goed op voorbereid. Dacht je. De dingen gingen zoals ze gaan. Die avond, nadat je buik weer rustig is geworden, leeg genoeg voor vandaag, komt er een eenzame rust. En zoals ook alle vorige keren lijkt het later in bed alsof je lichaam koud is vanbinnen, zo koud. Je kijkt rond in de duisternis, en wacht.
Die ochtend. Het begint weer opnieuw. Je geuren veranderen.
Je zit een beetje wankel in de bus. Je merkt aan je stem dat je wankel bent.
De mevrouw met de witte jas aan de balie van de afdeling functiemetingen. (Heeft gelukkig niets met wiskunde te maken.) Elke keer zie je haar weer opnieuw. Elke keer lijkt ze lelijker of triestiger te kijken. Ze spreekt je streng toe. Of je thuis wel goed de voorbereiding hebt gedaan? En of het wel met het juiste product was? Je legt uit dat je dat product dat het ziekenhuis voorschrijft niet kunt gebruiken. Dat je het oude product nog steeds gebruikt. Je bent een beetje bang dat ze je weer naar huis zal sturen. Ze doet het toch niet, je mag binnen. Oef.
De mensen in de wachtzaal. De wachtzaalonrust. Mensen begluren elkaar. Mag die toch niet stiekem eerder binnen dan ik? Waarom mag die man die zo laat binnenkwam al ineens doorgaan? Het doet je glimlachen.
Grappig. Toen je vorig jaar de afspraak maakte voor deze dag, was ze voorzien om 10.00 uur. Enkele maanden later kreeg je een brief dat ze was verplaatst naar 10.20 uur. Whatever, dacht je, je moet toch altijd wachten. En enkele maanden later weer een brief, dat ze terug verplaatst was naar 10.00 uur. En wat je had verwacht, gebeurt ook: je wordt binnengeroepen om exact 10.20 uur. Haha.
Twee mevrouwen zullen je onderzoeken. Ze stellen je meteen helemaal gerust. Je vraagt of je minder verdoving mag, zodat je alles op het scherm mee kunt volgen. Dat mag. Alleen verdoving. Geen slaapmiddel. (Nadien zal blijken dat je toch niet meer zeker weet wat je eigenlijk allemaal gezien hebt.) Die ene mevrouw vindt geen goede ader in je arm. Raar, want anders lukt het altijd. Ze staat wat te friemelen aan dat naaldje in je arm. Dan maar in je hand. Ze spuit iets in. Normaal ben je niet goed in jezelf loslaten, maar dat ene moment dat je een klein beetje duizelt, en dan zoet wegzakt in die zachte verdoving, is eigenlijk wel een beetje fijn. Het is alsof je je gedragen voelt. Het komt nog wel goed. Die twee mevrouwen zullen goed voor je zorgen.
Nadien herinner je je nog dat je allerlei dingen hebt gevraagd. Met een wat dikke tong, of zo. Je ziet een stukje garen op het scherm, daar waar de dingen weer aan elkaar gezet zijn.
(Maar dat ene, weet je niet meer zeker nadien. Hebben ze nu gezegd dat? Zou het zo zijn dat? En was het er nu een of drie? In potjes daar opzij? Of weet je het eigenlijk niet meer?)
Die ene mevrouw die je weer je onderbroek aandoet, dat herinner je je nog wel. En dat dat heel sympathiek was.
De meneer in de ontwaakruimte die goed voor je zal zorgen, zo zegt hij. Hij verbindt je met allerlei apparaten. (Dat was de vorige jaren toch niet?) Hij kijkt verbaasd naar de metertjes. Hij zegt dat je de bloeddruk van een vrouw hebt. (Je zou willen vragen of het na twee dagen nauwelijks eten, na het spoelen met een vies spul in je buik, na een verdoving en dat soort dingen misschien niet normaal is dat je een wat lage bloeddruk hebt.) Je zegt dat je alleszins nooit een hoge bloeddruk hebt.
Je vertrekt. Een beetje wankel nog.
En thuis is het alsof je lichaam die rare geur van dat product dat in je buik ging weer uitwasemt. (Het doet je terugdenken aan de geuren na de chemo. Je siddert even.)
Sommige momenten, sommige dagen, van deze week. Je voelt je ergens tussenin. Iets als een hangbrug tussen twee rotsen. Je weet niet goed wat je voelt.
Weet je eigenlijk wel wat je je herinnert? Kun je wel goed antwoorden aan mensen die je vragen hoe het was? Waarom maakt het je zo rusteloos? Je zult nog enkele dagen moeten wachten. Misschien komt de rust dan terug.
De jonge vrouw die tegenover jou in de trein komt zitten. Ze merkt niets van haar omgeving. Ze is verzonken in haar boek. Wat me lief was, van Siri Hustvedt. En je zou haar willen zeggen: mevrouw, dat is een van de mooiste boeken die ik ooit las. Maar je durft het niet.
2 opmerkingen:
Jan, mooi geschreven, ik hoop dat alles (of veel toch)
dit keer ook weer goed komt. Lieve groeten, Jack
Bedankt Jack voor de lieve woorden!
Een reactie posten