Je loopt door de straat. Op weg naar huis. (Een vriendin die je even verder tegen zult komen, zegt dat je er ‘gaar’ uit ziet. Het gebruikte dialectwoord voor gaar drukt beter uit hoe je je voelt.) Je denkt na over het nog niet geschreven stukje. Een van de principes van de stukjesschrijverij, zeker stukjes op een vrijdag, is dat het stukje, of minstens de titel ervan, zomaar naar je toe komt. Onderweg dus. En ja. Twee meisjes op een eenwieler. (Een meisje per wiel. Niet twee meisjes op één eenwieler. Maar ook niet een meisje op een tweewieler.) En je denkt: zoveel evenwicht zal ik in mijn leven nooit bereiken. Ze roepen: papa, papa, kijk! En je denkt: twee meisjes op een eenwieler, dat zou wel eens een mooie titel kunnen zijn. Je loopt verder met een vrijdagglimlach.
(Die klaviersonates van Haydn, die je eerder van de week voor jezelf kocht als cadeautje voor het nog in leven zijn, zijn wel heel mooi. Ze zijn zo zacht als je nu omhuld zou willen worden.)
Twee meisjes in de trein. De overvolle trein kwam al wat aarzelend op gang. Ook dat is ongetwijfeld een gevolg van het bezoek van de Amerikaanse president, denk je. Een stukje verder vertraagt de trein. Vertraging leidt tot stilstand. Het blijft een tijd stil. De wagon hangt wat scheef, mensen schuiven ongewild tegen elkaar. Wat niet leidt tot spontaan opborrelende liefdes, voorlopig. Na een tijdje zegt de stem van de treinmevrouw dat we stilstaan (dat was al tot ons doorgedrongen, denk je) door technische redenen (wat een behoorlijk breed begrip is, denk je). Die stilstand zal nog 15-20 minuten duren. Mensen zuchten. Berichtjes worden verstuurd. De twee meisjes, die ook zonder stilstand al bijzonder luid aan het spreken waren, voeren het tempo en het volume nog een beetje op. Ze kwetteren tegen elkaar op, en beginnen alle rampscenario’s op te sommen waarin de trein – ongetwijfeld! – zal terechtgekomen zijn. En dat op basis van alle rampscenario’s waarin ze – het is altijd hetzelfde! – al eerder terechtgekomen waren. Je zou hun willen zeggen dat een dergelijk gesprek niet meteen een geniale bijdrage is aan de kalmte in de rest van de wagon. Maar je doet het maar niet. Ze zijn ongetwijfeld aanhangsters van het kwetterrecht.
(De klaviersonates zijn dichtbij, en blijven tegelijk op een voorzichtige afstand. Ze zijn soeverein. Hebben aan zichzelf genoeg. Ze laten alleen zichzelf horen.)
Twee meisjes in het leslokaal. Jij staat vooraan les te geven. Het ene meisje komt regelmatig tussen, het andere kijkt je strak aan en wacht tot de vragenronde. Misschien willen ze wel graag antwoorden horen van jou die jij zelf niet kent. (Misschien hoef jij sommige antwoorden niet meer te weten ondertussen, heb je aanvaard dat ze toch niet zullen komen.) En ze ontroeren je meer dan je zou durven zeggen. Hun verontwaardiging over die grote wereld raakt je. En je ziet ineens jezelf daar zitten, hoe jij was toen je zo oud was. Hoe je vol zat met onmogelijke vragen, waar je toch een antwoord op wilde. Net zoals zij blijven doorgaan, ze willen antwoorden. Even zie je iets van wat zij zien terwijl ze naar jou kijken. Later, weer op weg naar de trein, hoor je in je hoofd wat je hun eigenlijk zou willen kunnen zeggen. Even denk je nog: ik moet teruggaan, ik moet hun nog iets vertellen over het leven, en over hoe je het kunt overleven, om zeker te zijn dat zij het zullen doen, dat overleven. Maar je doet het niet.
(Om die sonates zo te kunnen spelen, moet je iets van een innerlijke rust hebben gevonden, denk je. Misschien moet je wel weten wat het is om egoloos te zijn.)
Twee meisjes in een foto. Je ziet de dochter, die nu een vrouw geworden is. En je denkt: ze is even mooi als haar moeder was toen die zo oud was. (Ze is het nog altijd natuurlijk, maar nu een ander mooi. Wat ook heel mooi is natuurlijk.) Een kleine rilling. In die foto zitten twee meisjes. Ze schuiven in en door elkaar. Je blijft kijken. De foto weet iets. Meer dan de meisjes in die foto kunnen weten.
(De pianist speelt met een soft touch. Je zou graag naar zijn handen kijken. Hoe ze zijn in het gewone leven. Het leven buiten de piano.)
Stel dat je twee meisjes was geworden, wat dan? Zou je dan ook arm in arm door de stad lopen, zoals alleen twee meisjes dat kunnen? Zou je eindeloos door praten over jongens, en hoe die het weer niet begrepen hadden, zoals alleen twee meisjes dat kunnen? Zou je ook die blik hebben, die met-één-oogopslag-hebben-we-alles-gezien-blik, steeds gevolgd door iets professioneels met wenkbrauwen?
Twee meisjes op een eenwieler. Gelukkig weten zij alles. Alles wat er op dit ondeelbaar moment te weten is over alles.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten