20 december 2014

Brieven die beginnen

Iemand gaf je een stapel brieven. Nog niet zo mooi als de Letters of Note, of de mooie vertaling van het boek ervan in het Nederlands. Maar toch, brieven dus. Ze zouden van iedereen kunnen zijn. En dat op de rand, waar de seizoenen kantelen. En het voordeel van brieven is dat je nooit op de radio zult horen: vandaag werd de stad afgesloten, door een overvloed aan brieven. Of het nu koopzaterdag, koopzondag of koopmaandag is, die woorden laten niets aan de verbeelding over. Ze zijn enkel letterlijk te begrijpen. Stel dat we zouden denken aan een maak-me-gelukkig-zaterdag, of een streel-me-zachtjes-zondag, of een laat-me-je-iets-vertellen-maandag. Het zou iets anders zijn. Een stapel brieven dus. En het begin van brieven, lieve brieven. Brieven die beginnen met lieve. De rest laat zich vermoeden, of verlangen.

Lieve X. Ik spreek je maar aan als X, omdat ik je naam niet ken. En na rijp beraad vond ik dat dat geen hinderpaal mocht zijn voor wat ik wilde doen: jou een brief schrijven. Ik weet niet zo goed of ik grote of kleine woorden moet kiezen voor jou. Ik weet eigenlijk helemaal niets. Alleen dat ik je een brief wilde schrijven. Eerst was ik van plan je een klein papiertje te geven, met daarop: ik vind je mooi, mag ik je een koffie aanbieden, dan kan ik je stem horen, voor meer dan drie woorden. Maar dat vond ik wel wat te riskant. Stel dat je liever thee drinkt. Maar op zo’n klein papiertje kun je niet beginnen met koffie/thee/witte wijn/appelsap, dan is het effect helemaal weg, en ga je af als een toeter. Als ik je zie, in de winkel, doe ik mijn best om een vraag te bedenken waarop je met meer dan drie woorden zult antwoorden, maar dat is me tot nu toe niet gelukt. Ik zag wel dat je de vorige keer de hele tijd met je hand door je haren ging, terwijl je die drie woorden zei. En toen dacht ik: misschien is dat wel een goed teken? Maar ik weet het dus eigenlijk niet. Alleen dat ik een brief wilde schrijven. En dat van die koffie, of wat dan ook, dat blijft natuurlijk gelden. En wat ik verder nog wou zeggen, ….

Lieve (…). Als je deze brief al geopend hebt, zul je wel afhaken op dat eerste woord. Lieve. Maar misschien lees je wel verder, tot hier, en nog verder. Na al die jaren, zul je zeggen, laat hij nog eens iets van zich horen. Ik zou dat ook kunnen zeggen, dat jij al die jaren niets hebt laten horen. We zullen wel allebei gelijk hebben. Als we nog jaren wachten, is het zeker te laat, dacht ik een hele tijd geleden. Het kan morgen al te laat zijn, denk ik nu. En ik wou je toch iets zeggen, voor het morgen is, en misschien te laat, dus. Mijn leven zou anders geweest zijn zonder jou. Minder. Ik had je dat toen moeten zeggen, toen het nog ging, toen het nog zin had. En ook al verwerp je al deze woorden, dat geeft niet. Ze staan er nu. Misschien zul jij aan ons denken als aan iets dat jou is overkomen, iets dat ik jou heb aangedaan. En al wil je dat niet, ik zou hetzelfde kunnen zeggen over jou. Maar dat heeft geen zin, had nooit zin. We zijn elkaar overkomen, laten we het daarop houden. En ik ben blij voor het mooie leven dat je hebt en had, zonder mij. Ik wou alleen dat je weet dat jij mijn rivier een beetje hebt verlegd, en daar ben ik je dankbaar voor. Net als voor de schrammen in mijn huid, ze zijn nooit weggegaan. En waarom zeg ik dit nu allemaal? Het zit zo, gisteren hoorde ik dat…

Lieve (…). Het is tijd dat we terugkeren. Terugkeren naar elkaar. Het verdriet duwde ons uit elkaar. Nu denk ik: het kon niet anders gaan dan het gegaan is. Toen dacht ik niets. Er was te  veel pijn. Bij jou was het niet anders. We waren bezig elkaar te verscheuren, als wilde honden of zo. En ik denk, of ik weet: het gemis zal waarschijnlijk nooit over gaan. Er zal daar, tussen ons, altijd een zwart gat zijn. Het zal nooit weggaan. Maar het is ons zwart gat. Het heeft nu te veel macht over ons. En ik denk dat het enige antwoord is dat we leven, naast dat gat, steeds meer leven. En misschien zal het dan ooit niet meer worden dan een wat gammele lade in de keukenkast, waarvan we weten dat je die er een beetje voorzichtig uit moet trekken. Hoe raar het ook klinkt of voelt, ik denk dat we alleen bij elkaar kunnen schuilen, op een of andere manier. Wat denk je? Ik wou je graag het volgende voorstellen…

Lieve (…). Ik moet het bekennen. Soms wacht ik nog op je. Ik weet niet waarom, maar het is zo. Ik weet zelfs niet of ik het zou willen veranderen. Maar als je nu naast me zou komen zitten, en me zou vragen of je in mijn armen mocht kruipen, dan zou ik waarschijnlijk ja zeggen. Wachten, dat is het. Wachten op iets dat niet komt, zo voelde het vaak. En ik was blij toen dat voorbij was. Maar nu wacht ik soms dus nog op jou. Ik denk dat het voor jou anders is. Jij zei altijd dat ik beter ben in missen. Misschien is dat wel zo. Maar ik denk dat jij beter bent in vergeten. Soms zit ik door het raam te kijken, naar de wei hier achter het huis. Daar, een beetje verder, begint het bos. Daar gingen we vaak wandelen. En soms denk ik dat we daar op ons best waren, in dat bos. In beweging, omringd door bomen. Daar was het alsof onze gesprekken niet haperden. Hier, in het huis, was het zo vaak alsof een van ons net te dicht bij de ander was, en de woorden vielen stil. Ik denk dat we het wel wilden, jij en ik, heel erg zelfs, maar het ging niet. En vanmorgen herinnerde ik me nog die ene nacht, toen je zei…

Geen opmerkingen: