07 december 2014

Zondagsfragmenten

Misschien is het wel altijd zo. Misschien voel je het gewoon meer op een lege zondag, wanneer de trage melancholie mee de ruimte draagt. Fragmenten. Je bent fragmenten. Brokken. Niet brokken van jezelf, maar je bent zelf brokken. Alleen in het verhaal dat je over jezelf vertelt, is het alsof je de contouren van een zelf zou kunnen onderscheiden.

Het ritme van de voorbije weken loopt gewoon door, ergens in je lichaam. Alsof je er gewoon naar kunt kijken, alsof het niet het jouwe is. Als naar een weg. Als je lang genoeg zou blijven staan, en gewoon kijken, zou de weg misschien terug naar je toe komen, en in je verdwijnen. Als.

Restanten van een te korte nacht. Als relicten onder je huid. Ergens in gekrast. Het moet slijten. Door rivierwater.

Tijd hebben om tijd te verliezen. Een beetje doelloos op zoek gaan. Dansfilmpjes kijken. Merken hoe de beelden allerlei plekken in jou raken die lagen te wachten. Een beetje in de war.

De grote maan, de heldere hemel, de koude vorige nacht. Ze schuiven nog af en toe even door je hoofd. (Je merkt het, hoe er heel veel heen en weer schuift in je hoofd. De lege zondag was een uitnodiging misschien.) Hoe het was om door het donker te fietsen. Soms nog altijd ineens even twijfelen of er wel een thuis is waar je naartoe gaat. In die flits denken dat de sleutel niet zal passen, dat iemand het je zal zeggen dat het alleen maar in je hoofd bestond, die plek. Pas goed en wel weer binnen, thuis, vaststellen dat de sleutel die je hebt toch blijkt te passen op het slot van de plek waarvan je dacht dat ze de jouwe was. Is.

Kijken naar een filmpje over een cantate. Later diezelfde cantate nog eens op CD beluisteren. Je trekt je terug in die grote stoel, in de hoek van de kamer. Lekker naast de verwarming. Je laat jezelf een beetje naar achter kantelen, trekt de voetensteun naar omhoog. (Even denk je dat je oud geworden bent, snel daarna denk je dat dat er niets mee te maken heeft.) Je sluit je ogen, en doet niets anders dan luisteren. Het is alsof iets je komt helen. Je schrikt.

De was ophangen. Sommige dingen gaan gewoon door.

Soms loop je even verloren in de kamer. Iets zegt je: je moet niet weg, je mag gewoon blijven, de hele dag.

Ze komen allemaal door je hoofd. Je ziet hen, allemaal, helemaal. Het is alsof ze iets zeggen. Het is alsof het gewoon is.

Je probeert niet te letten op de pijn. Dat is een goed idee.

Zomaar de tijd hebben om alle weekendkranten helemaal tot het einde te lezen. Tot ze op zijn. Het is alsof iemand je komt bezoeken, na een lange tijd.

(Even had je nog gehoopt dat alle fragmenten, netjes onder elkaar afgesproken, een voor een zouden komen, zo mogelijk zelfs met korte tussenpauzes. Zo is het niet.)

Je neerleggen. De goede houding zoeken. Iets aarzelt, alsof je bang bent voor de slaap.

Je schrikt van het geluid van een berichtje. Iets uit de wereld daarbuiten.

Tussendoor. Huiderigheid. In de war.

Terug het warme plekje in de hoek. Met het boek, dat dagenlang op je wachtte. Je moet weer even dichterbij komen. Het boek gaat voor je open. Allerlei beelden van de dag zoeken hun weg.

Kijken naar de regen buiten. Het is alsof iets in de plooi valt.

Nagaan of de aardappelen al gaar zijn. Bijna. Nog even heen en weer lopen. Beelden van een fietstocht in een land ver weg. Wat is het mooi daar. Ze zijn gaar. Nu nog even bakken in de pan. Je merkt niet eens dat het een zondagroutine is. De dingen van de avond, ze komen dichterbij. Ze stellen je gerust.

(De fragmenten hebben zich verzameld. Overzichtelijk.)

En nog even de planten water geven. Daarna alleen de woorden nog.

Geen opmerkingen: