‘Sommige woorden zijn moeilijker dan andere. Moeilijker om uit te spreken, moeilijker om over na te denken, moeilijker om te schrijven.’
‘Kun je er wel over nadenken zonder het woord? Alleen denken over waar dat woord voor staat?’
‘Dat is een goede vraag. Ik weet het eigenlijk niet. Voor mij is het zo, denk ik, dat ik pas kan erkennen dat iets er is, als ik het woord toelaat. Hoe moeilijk ook.’
‘Is dat echt zo? Moeilijke woorden hangen vaak samen met moeilijke gevoelens. En het kan toch zijn dat je wel die gevoelens kunt observeren in jezelf, zonder een woord erbij.’
‘Ik moet even nadenken. Misschien wel ja, je hebt gelijk.’
‘Stel dat ik jou hier en nu zou willen aanraken. Ik weet niet goed wat het woord daarvoor is. Maar dat gevoel kan ik toch zien in mezelf. En als ik er niets mee doe, is het er ook nooit geweest.’
‘Ik ben nog aan het denken over dat erkennen. Moeilijke woorden gebruiken is een vorm van schaamte overwinnen. Zodra het woord er is, ligt het op tafel. De ander kan het woord zien, aanraken, aanvaarden als uitnodiging, of negeren. Maar eens het woord er is, kun je het niet meer zomaar ontkennen.’
‘Zou dat gemakkelijker zijn?’
‘Ja, soms wel. Als er geen woord is, is het er misschien wel niet.’
‘Ik denk dat ik het vaak wel fijn vind dat sommige dingen niet het stadium van het woord bereiken. Het woord kan bedreigender zijn dan het ding waar het voor staat.’
‘In het woord zit wel een element van delen, van iets niet alleen voor jezelf houden. Misschien is het daarom moeilijk.’
‘Ja, dat is zo. Misschien is dat het moeilijke. Als je deelt, stel je je kwetsbaar op. Je neemt het risico van de verbinding, en mogelijk het onbegrip, of de afwijzing of het achterlaten.’
‘Een woord als verlangen is voor mij een van die moeilijke woorden.’
‘Het is een woord dat je nochtans vaak gebruikt.’
‘Vaak? Dat weet ik niet. Ik verplicht mezelf dat woord soms te gebruiken, te schrijven. Het is elke keer weer moeilijk. Het verwart me, heel erg. Maar door het te gebruiken is het soms alsof het er mag zijn, alsof het ook bij mij zou kunnen horen.’
‘Natuurlijk hoort het bij je, waarom niet?’
‘Ik weet het niet. Of ik weet het wel, eigenlijk.’
‘Zou je mij kunnen beschrijven wat het woord verlangen voor jou betekent?’
‘Zou ik het durven? Dat moet ik ook vragen aan mezelf.’
‘En?’
‘Het gemakkelijkste zou zijn de vraag terug te spelen naar jou. Maar dat zou een beetje vals zijn.’
‘Ja, probeer maar tijd te winnen…’
‘Ja, ik denk dat ik het zou kunnen, en durven. Zelfs nu nog. Misschien niet hier en nu, op dit moment.’
‘Ik zou het niet zomaar kunnen, denk ik. Tegelijk zou ik misschien ook minder moeite hebben met wat er voor de woorden komt. Ik zou liever aan deze kant van de woorden blijven. Misschien is het voor jou een vorm van controle, dat het via een woord moet gaan.’
‘Dat is op zich al een woord waar ik schrik van heb, maar misschien heb je wel gelijk. Tegelijk is het stilaan, denk ik, meer een vorm van aanvaarden dan van controle. Zolang mijn overzeese gebieden geen naam hebben, zijn ze misschien wel ergens, maar zijn ze niet van mij, zijn ze niet wie ik ben. Door een woord als verlangen te gebruiken, is het alsof de landkaart verandert. Als er een woord is, kun je er naartoe gaan.’
‘Als er een woord is, kan ik vragen dat je mij meeneemt naar daar, dat ook natuurlijk. Of minstens dat je die plek beschrijft voor mij. Of ik kan je vragen dat net niet te doen. Ik kan je vragen te zwijgen.’
‘Als je zwijgt over iets, nadat je het woord kent, is dat gevaarlijk, denk ik. Dan zou je in elkaar kunnen stuiken.’
‘Het kan ook zijn dat ik jouw beschrijving niet wil horen, omdat ik dan ook naar mijn landschap moet kijken, of zoiets.’
‘Misschien wel ja.’
‘Ik denk dat we stilaan genoeg woorden hebben gebruikt. Het maakt me een beetje bang, te veel woorden op te korte tijd. Zeker als het moeilijke woorden zijn.’
‘Ja, dat begrijp ik. Voor mij is het ook wel zo, eigenlijk.’
‘Zullen we gewoon even kijken, even niets zeggen.’
‘Ja.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten