Soms val je met jezelf samen. Soms val je uit elkaar. Soms ben je nergens.
Na een rusteloze halfslaap weer wakker schieten. Het was alsof je heen en weer schoof tussen varianten van wat ook een nachtmerrie zou kunnen zijn. Een lichaam in een ander tempo, een andere plek. En niet weten waar te beginnen.
De ander aankijken. Ergens de rust voelen dat je zult zeggen wat je wou zeggen. Merken hoe je op een plek bent waar de lucht uitklaart. Je zou bijna de woorden kunnen zijn.
Te moe zijn om de woorden alleen maar aan te raken. Er zit een lichaam tussen hier en daar. Een lijn onderbroken.
Lichtjes op je hoede. Niet weten of je die andere persoon helemaal kunt vertrouwen. Sommige stukken van je lichaam worden koud.
Ze zegt iets. Het zijn de juiste woorden. Even ben je waar je zo graag wilde zijn.
De pijn verkrampt je. Je zou ze af willen kunnen leggen. Ernaar kijken. Vriendelijk blijven. Maar gewoon vertrekken. Zonder. Zo werkt het niet, jammer.
Uitgestelde onrust, na een vergadering. Dingen stromen door je hoofd. Je kunt je niet concentreren op het verhaal op de televisie. Je schuift weg in een soort slaapgat. Iets later in bed ben je klaarwakker. Het lijf gaat alle richtingen uit. Je bent nergens.
Je komt een vriendin tegen in de winkel. En ineens ben je daar, en alleen maar daar. Je zou alle tijd kunnen hebben.
Het is een heel eind naar de plaats waar je gaat vergaderen. En het is alsof je weet: nu ga ik te voet door de stad. Je wilt dat ritme. En dat het je overneemt. Je weet dat je op die manier anders zult aankomen, daar waar je moet zijn. Naarmate je langer stapt, voegen de stukken zich weer bij je.
In een discussie over een onderwerp dat je heel erg raakt. Je kijkt van op een afstand naar jezelf, naar de woorden die stromen. Het is alsof alles versmalt tot die woorden. Later adem je weer breder.
Onderweg. Naar huis. Beelden nemen het over in je hoofd. Waar komen ze ineens vandaan? Handen strelen elke plek van wie je zou kunnen zijn. Tot het smeltpunt is bereikt. Misschien wandelen die beelden steeds met je mee, ergens in je buurt. Misschien kunnen ze je ineens bezoeken, op een onbewaakt moment.
De radio springt aan. Je zou dus moeten opstaan. Eigenlijk wil je niet. Eigenlijk wil je blijven, in dit hier. Tot je geheeld bent.
Je bent onderweg. In die richting. Maar je zou liever niet onderweg zijn. Liever zou je het trage ritme volgen dat normaal hoort bij deze dag. Liever zou je tijd verliezen. Iets van jou is ginder, niet hier.
Het beeld in de spiegel lijkt even uit elkaar te vallen in fragmenten. In een flits.
Thuiskomen, na een lange dag. Je sluit de deur. Je staat nog even daar, in het donker. Heel even blijf je staan. Voor je je jas uitdoet, voor je je schoenen uittrekt. In dat ene moment ben je alleen maar.
Verlangen naar een verhaal. Een verhaal dat je helemaal zou overnemen. Je zou vergeten dat je iets te vergeten hebt.
In je nek en je schouders kraken allerlei dingen. Soms weet je niet of er iets weggaat dat misschien wel niet meer terug zou kunnen komen.
Je ziet het filmpje van de oude zanger. Je wou het al langer zien. Het concert voor één persoon. Je ziet de man midden in de zaal zitten. De oude zanger komt het podium op, gaat aan de piano zitten, en begint te zingen. Tintels onder je huid. Als een terugkeer.
En soms zijn de woorden al genoeg. Om terug te keren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten