15 januari 2015

Het nieuwe dekentje

Het ligt lekker. Het nieuwe dekentje. Of beter: onder het nieuwe dekentje. Helemaal omringd door warmte. Bijna alsof je niet alleen bent.

Een bijzonder concert. Eerst de jongens met de mandolines. Zittend. Daarna de jongens met de banjo’s. Staand en sierlijk bewegend. Daar waar je op dat moment bent, daar ben je graag. In die woorden.

Je vertelt een verhaal aan een dierbare vriendin. Het is al laat, maar het geeft niet. Al na twee woorden is het alsof je niets meer moet uitleggen. Het was een week van bijzondere gesprekken. En telkens dacht je: de woorden doen ertoe. Ze maakten je anders.

Voor je weer moet vertrekken naar een andere stad wil je toch nog even eerst naar huis. Al is het maar voor een half uurtje. Om daar te zijn, en weer van daar te vertrekken.

De mooie vrouw tegenover je in de trein. Ze glimlacht naar je, en lijkt er zelf van te schrikken.

In het zaaltje, bij de boekvoorstelling. De filosoof op het podium spreekt vol mededogen over die andere man, die ook op de cover van het boek staat. Het ontroert je. Een vraag in het gesprek doet je ineens iets inzien, iets over de politiek, en iets over de vriendschap. Misschien komt het wel in je brief.

In de trein lees je verder in het boek met de brieven. Dicht bij brieven zijn, het maakt je warm.

Thuiskomen. Het dekentje ligt er nog. Het wacht op je.

Doorheen de volgende dag. Flitsen van een verlangen.

Wat je die avond te doen staat, bevalt je niet helemaal. Maar je neemt jezelf voor het goed te doen.

Later denk je aan wat een vriendin je ooit zei. Iets over het graan. Soms zachtjes gaan liggen.

Je lichaam heeft nog veel tijd nodig. Alles gaat nog, in herhaling, door je heen. Niet kunnen slapen. Wachten. In je hoofd kijken naar mensen die je graag ziet. Voelen hoe je dichter bij een plek komt waar je wilt zijn.

Je weet niet wat de slaap met je zou kunnen doen. Al kun je het vermoeden. Je denkt terug aan een droom van vorige week, hoe die onder je huid bleef bewegen.

Een ochtend met veel wind. Die lange sjaal probeert aan jou te ontsnappen.

Je ligt op de tafel. De mevrouw masseert je rug en je nek. Het doet goed, het zou langer mogen duren, denk je stiekem. Niemand hoort het.


De mevrouw die net voor je staat te wachten om uit de trein te stappen. Ze is even groot als jij bent. Of misschien net iets kleiner, haar hakken zijn er ook nog. Hoe fijn het is, dat ze zo groot is. Je zou niet kunnen zeggen waarom, maar je stapt uit met een brede glimlach en blijft nog even achter haar aan lopen.

Ergens midden in de dag, in een moment van onoplettendheid, is het alsof je de scheuren ziet in je landschap. De beelden en de woorden die door je heen gaan, ze zouden iets kunnen helen.

Je loopt door de regen, op weg naar je afspraak. Iets is licht in je, al weet je niet waar.

Tijdens het gesprek denk je: dit is goed.

Terug op weg naar huis. Met een zachte tred, voorzichtig de aarde raken. Je denkt aan iemand. Je zou nu veel zeggen, waarschijnlijk. Maar ze is er niet nu, de woorden blijven ongezegd.

Die auto rijdt veel sneller dan je dacht, je bent net op tijd het zebrapad over, een fietser een beetje verder is net op tijd opzij. En je wou alleen traag. Heel traag.

Je speelt met een zin in je hoofd. Het lijkt spannend, die woorden zomaar te kunnen zeggen in je hoofd. Ze bewegen tussen het ritme van je stappen.

Flitsen.

En denken aan een dekentje. Je zou willen verdwijnen. In iets.

Tot er weer een volgende dag is.

Geen opmerkingen: