11 januari 2015

Aan deze kant

‘Aan deze kant van het raam is het warm, en droog.’
‘Ja. We zaten hier vroeger ook vaak, weet je dat nog?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Ik had net nog mijn dochter aan de lijn. Ze is nu bijna drie maand ver. Alles gaat al bij al goed. Al is ze wel bang.’
‘Ik zou het ook zijn, denk ik. Zeker als het je eerste kindje is. Ik zou denken dat ik het niet zou kunnen, dat ik een slechte moeder zou worden, en dat soort dingen.’
‘Bij de eerste had ik het ook wel een beetje, maar niet zoals zij, denk ik toch. Het is raar, de herinneringen aan dingen die pijn deden of moeilijk waren, die schuiven precies ver weg in je hoofd.’
‘Misschien is dat wel goed.’
‘Misschien wel. Is er iets? Waar denk je aan?’
‘Ik dacht aan die ene keer, toen we aan zee waren, en er zoveel wind was. Je kon bijna tegen de wind leunen. Ik weet niet waarom ik daar nu aan denk.’
‘Is het mooi, in je hoofd, die herinnering?’
‘Ja. Want na de wind kwam die bank waar we zaten, achter dat muurtje, uit de wind. We hebben toen veel gezegd tegen elkaar. Daarna waren de dingen anders.’
‘Ja, dat is zo. Ik zie het weer voor me.’
‘Het was stil op de trein terug naar huis. De dingen waren gezegd. De stilte was genoeg.’
‘Ik wou het niet zeggen toen, maar ik was bang je te verliezen.’
‘Misschien had je dat wel moeten zeggen.’
‘Misschien.’
‘Het is raar, enkele dagen geleden. Het was al laat. Net voor ik zou gaan slapen. Ik zat in de zetel, en ineens begon ik te wenen. Alsof alles zat te wachten.’
‘Oei. En was het onbestemd? Of had je een beeld of woorden in je hoofd?’
‘Er was een zin. Het was alsof ik die zin voor me kon zien. En ik moest kiezen. Ofwel liet ik die zin daar. Ofwel haalde ik hem naar me toe, en moest ik de woorden zeggen.’
‘En heb je dat gedaan?’
‘Ja. De zin was: ik wil niet meer vluchten, het is tijd.’
‘Mooie zin, voor jou. Hij past bij je, en hij klopt.’
‘Misschien wel. Het was ook een moeilijke zin. Het voelde als een last die van mijn schouders viel, hoewel het ook veel pijn deed.’
‘Het ontroert me nog altijd, hoe jij dat doet. Ik voelde al iets bij je, de voorbije weken. Dan voel ik hoe je je door de dingen worstelt. Hoe het blijft malen in je hoofd, tot het weer gaat liggen. Een beetje anders dan voorheen.’
‘Jij ziet dat, zo’n dingen. Dat is zo mooi. Daarom zal ik altijd van je blijven houden. En nog voor veel andere dingen ook natuurlijk, maar dat weet je wel.’
‘Ja, dat weet ik.’
‘Je ziet er een beetje verdrietig uit. Is er iets?’
‘Ik weet het eigenlijk niet zo goed, wat er is, als er al iets is. Het is al enkele dagen, ergens in mijn achterhoofd.’
‘En kun je het op een of andere manier omschrijven?’
‘Het voelt een beetje als iets onvervulds. Een lichte onrust. Een gevoel van dingen die voorbij zijn gegaan, dingen die niet gezegd zijn, niet gedaan.’
‘En zou het dan te laat zijn?’
‘Zo voelt het wel een beetje. Maar het gaat altijd wel weer over, dat gevoel.’
‘Soms denk ik dat dat niet zo is, dat alles overgaat.’
‘Misschien heb je wel gelijk.’
‘Ik dacht nog de voorbije dagen, dat een van de moeilijkste dingen – voor mij toch – is te beseffen dat andere mensen ook echt anders kunnen zijn. Je probeert altijd het goede te zien in een ander, probeert altijd te begrijpen, en zo geef je jezelf ook een beetje de schuld. En uiteindelijk moet je vaststellen dat sommige andere mensen echt niet zijn zoals jij bent. Dat ze misschien wel slechte bedoelingen kunnen hebben, om maar iets te zeggen. En dat besef maakt me triest, en dat gaat niet over.’
‘Ze zeggen dan altijd dat je dat moet loslaten. Maar sommigen zijn daar beter in dan anderen, denk ik.’
‘Ja, dat is zo. Wil je nog een koffie?’
‘Even denken. Ja, doe maar. Zullen we ook zo’n lekker dingetje erbij nemen?’

Geen opmerkingen: