29 maart 2015

Welke vragen zou je willen

‘Toch wel een beetje spannend, eigenlijk.’
‘Ja, vind ik ook.’
‘Misschien waren we wel allebei aan het wachten.’
‘Op hetzelfde.’
‘Het is aantrekkelijk en akelig tegelijk. Je denkt dat dat gemakkelijker gaat met het ouder worden, maar het is niet zo. Integendeel.’
‘Sowieso, denk ik.’
‘Ben je bang?’
‘Ja. Jij niet?’
‘Ik ook.’
‘Ik ken je nog niet zo heel goed, maar ik denk dat jij je iets meer thuis voelt in de woorden dan ik. Als ik dat mag zeggen.’
‘Je mag alles zeggen. Echt.’
‘Ik weet het allemaal niet zo goed. Het is moeilijk om bang te zijn. Maar het alternatief daarvoor is nu weglopen. En ik had me voorgenomen dat dit keer niet te doen.’
‘Lijkt me een heel goed plan.’
‘Als jij iemand anders was, zou het overigens gemakkelijker zijn om weg te lopen. Hoewel ik het bij jou liever zou doen, of zoiets. Begrijp je? Ik klink heel verward waarschijnlijk.’
‘Ik denk dat ik het wel begrijp.’
‘Hoe is het dan voor jou?’
‘Het is verleidelijk om mezelf af te sluiten. Maar ik heb beloofd, aan mezelf en aan iemand anders, om dat niet te doen. Niet meer.’
‘Weet je dan wat je wilt?’
‘Oei, dat is een heel moeilijke vraag. Iets met willen in is altijd ingewikkeld voor mij. Soms denk ik wel dat ik weet wat goed zou zijn voor mij. Die gedachte kan ik nog net aan.’
‘En hoe ziet dat er dan uit? Dat wat goed is voor jou?’
‘Iets dat me vertrouwen geeft, denk ik. Je herinnert je dingen die je meemaakte met anderen, waarvan je op dat moment al besefte, een klein beetje toch, dat ze niet goed waren. Na een tijd zie je dat nog beter.’
‘Ja, dat is wel zo. Maar op het moment zelf is dat vaak zo verwarrend, er is dan zoveel tegelijk.’
‘Soms kun je de dingen pas nadien uit elkaar halen, en zie je dan pas wat er gebeurde. Anderen zien dat vaak beter dan jezelf.’
‘Dat anderen dat zien, en ik niet, dat maakt me soms nog banger.’
‘Herkenbaar.’
‘Het is wel grappig eigenlijk, hoe we nu bezig zijn. Misschien kan er wel niets fout gaan.’
‘Wie weet.’
‘Je zei dat het iets is dat je vertrouwen geeft. Hoe moet ik me dat voorstellen?’
‘Soms zie ik het ineens voor me. Dat kan zijn op een onbewaakt moment. Op weg naar huis of zo, wanneer iemand iets deed of zei dat me pijn deed, of dat me deed beseffen dat het niet goed was. En dan zie ik soms ineens vragen voor me. En dan denk ik: iemand zou me nu, of op een moment van samen zijn, maar alleen die en die vragen moeten stellen, en het zou in orde zijn.’
‘Alleen vragen, is dat genoeg?’
‘Misschien ook iets als: blijven na het antwoord.’
‘Vooral dat, zou ik denken.’
‘Heb jij dat ook nooit? Zo’n verlangen naar vragen die je graag zou horen?’
‘Heel vaak eigenlijk, maar ik durf het niet toelaten. Het is een beetje te gevaarlijk. En aantrekkelijk tegelijk.’
‘Soms denk ik dat je een zekere vrede moet hebben bereikt, om goed vragen te kunnen stellen. Ik kan het niet zo goed uitleggen, en het klinkt zwaarder dan ik het bedoel. Maar dat bij een ander voelen, dat is wel bijzonder.’
‘En zeldzaam.’
‘Ja, waarschijnlijk wel.’
‘Maar eigenlijk vind ik het wel heel erg fijn om nu hier te zijn.’
‘Ik ook.’

Geen opmerkingen: