01 april 2015

Problemen

(De vraag waar je elk jaar zo bang voor bent. De probleem- of klachtvraag…)

Die dag van het jaar dus. Je staat vroeg op. Je mag niets eten of drinken. Maar je maakt wel al koffie, voor als je straks terugkomt. Is wel een beetje een kwelling, koffie enkel kunnen ruiken.

Je fietst de berg op. Het is een deel van het ritueel. Alsof het je iets wil zeggen.

Je bent weer veel te vroeg in het ziekenhuis. De nummertjes verspringen razendsnel aan de balie. Het zou wel eens snel kunnen gaan vandaag, wie weet?

(Iedereen, elke persoon waar je je aanmeldt of die een of ander onderzoek moet doen, vraagt je geboortedatum. Af en toe begin je even te twijfelen, aan je eigen datum.)

Je bent dus ook al vroeg bij de afdeling beeldvorming. Meer dan een half uur vroeger dan was voorzien sta je al in een hokje te wachten tot de mevrouw je binnen zal roepen voor de foto van je longen. Ze heeft je gevraagd het bovenlichaam vrij te maken. Bij het woord bovenlichaam moet je altijd een beetje nadenken. Het is een woord dat je enkel op deze plek hoort. En dan dat ‘vrij’ maken. Was het dan niet vrij misschien? Wordt het straks weer onvrij? Diep.

Achter de hoek, in wachtzaal L. Je legt het briefje met L in het bakje voor de briefjes met L. Hergebruik, daar zijn we voor. Een mevrouw roept je naar een volgend hokje. Ook het bovenlichaam. (Je had vandaag wel geen beha aan, dat zou anders een bevrijding kunnen betekenen, of zoiets. Oei, mag je wel grapjes maken, zomaar met jezelf, in het hokje waar je staat te wachten op de echo.) Je mag op de tafel gaan liggen. In de echokamer ronken altijd allerlei dingen op de achtergrond. De vriendelijke dokter begint aan je buik met dat ding met gel. Voor het eerst in al die jaren voelt het ding met gel warm aan. De dokter doet het zachtjes, met kundige handen. Ze stelt je gerust. Je vraagt nog even of je nog steeds niet zwanger bent. Nee dus. Weer niet.

De gang door. Blauwe pijl. Wachtzaal D. Je bent nog steeds veel te vroeg. (Sommige jaren gaat het heel snel. Dit is niet een van die sommige jaren, zo zal blijken.)

Veel oude mensen rondom jou, denk je. Zouden zij denken over jou dat je jong bent? Hier en daar zie je iemand die misschien even oud is als jij bent. Velen kijken ergens in het ijle. Al is de muur aan de andere kant van de gang wel erg dichtbij.

Je kijkt naar het woord kanker. Hoe het eruit ziet. Op al die affiches tegenover je.

Na een hele tijd roept iemand je naam. Je gaat naar binnen. (Geboortedatum.) De jonge man aan het tafeltje. Hij zal de hele tijd tegen zijn computer praten, met jou. Een soort driebanden. Alle vragen worden weer afgelopen. Normaal is er eerst nog een soort flitsmoment van kennismaking, van ‘we zullen de patiënt misschien een beetje geruststellen’. Dit jaar niet. (Je denkt even dat je misschien met je hoofd achter het computerscherm moet gaan zitten, zodat hij tegen jou praat, maar dat is een beetje moeilijk…)

De jonge man aan het tafeltje. Eerste vraag: ‘Gaat het goed?’ Confrontatie met een van je vele afwijkingen. Duizend mogelijke antwoorden en beschouwingen flitsen in een milliseconde door je brein. Moeilijke vraag dus. En je bent al bang voor de vraag die straks gaat komen. Maar ze komt al meteen: ‘Zijn er problemen?’ (Die vraag doet elk jaar je hart een beetje overslaan, je handen lichtjes trillen…) Je denkt aan allerlei problemen die je graag even in de groep zou willen werpen: (1) ik heb niet de indruk dat de universele wereldvrede op dit moment geheel bereikt is, (2) ondanks het feit dat ik wist dat ik nuchter moest zijn voor het onderzoek vond ik het toch moeilijk om geen koffie te mogen drinken, (3) voorbije nacht had ik wel zin om iemand te knuffelen, maar er was niemand. Maar je vermoedt dat hij het over iets anders heeft, de rubriek ‘problemen of klachten met de buik’. Je probeert voorzichtig te zeggen dat je die vraag niet kunt beantwoorden, omdat het woord probleem relatief is. In jouw concrete buikgeval dus, en vanuit het oogpunt van zo correct mogelijk antwoorden. (Als een van de vriendinnen erbij zou zijn, zou ze nu tegen jou zeggen: ‘Maar natuurlijk heb je problemen regelmatig, zeg dat dan.’ Ook een soort driebanden, maar van het betere soort. En ze zou waarschijnlijk gelijk hebben.) Hij begrijpt niet wat je probeert te zeggen, staart verder naar het scherm. Na de vragen komt het lichaamsonderzoek. (Het bovenlichaam dient niet vrij gemaakt te worden. Je beseft dat je je op dit moment ook helemaal niet vrij voelt.) Hij heeft zijn lijstje blijkbaar afgewerkt, en zal nu naar de professor gaan. Bij de deur staand stelt hij nog een reeks vragen. Elk jaar opnieuw krijg je die vragen, het lijkt wel elk jaar met meer volharding: zijn er in de familie mensen met hetzelfde. En alle varianten van die vraag.

De jonge man gaat weg, en zit na een tijdje weer tegenover jou aan het tafeltje. Hij kijkt je nu wel af en toe aan. Hij heeft met mevrouw de professor gesproken. De resultaten van vandaag zijn goed. Maar blijkbaar is dat niet goed genoeg. Sinds vorig jaar ben je officieel iemand die ze “blijven beschouwen als een hoogrisicopatiënt”. Men zal nog eens opnieuw door alle resultaten van vorig jaar gaan. (Wie weet zal de HNPCC alsnog opduiken?) En voor volgend jaar krijg je nog een extra onderzoek erbij. (Het komt erop neer dat de invasie van je lichaam dan vanop twee fronten zal gebeuren. Fijn vooruitzicht.) Men wil iets te weten komen dat zich niet wil laten kennen, of zo. Waarom men pas na 15 jaar voorstelt om ook dat extra onderzoek uit te voeren, vraag je nog. Het antwoord heeft een licht circulair gehalte.

Je staat nadien te wachten in de gang op de mevrouwen die nog bloed zullen nemen, en je afspraak van volgend jaar gaan maken. (Men is er weer in geslaagd om je verdrietig te maken.) Er zijn nog meer oude mensen bij gekomen. En nog een man, ook kaal, die jouw leeftijd is, denk je. Ook de mevrouwen laten dit jaar lang op zich wachten. Het is wel altijd fijn in het kleine kamertje met de twee mevrouwen. De enige plek waar je een klein beetje een thuisgevoel hebt. Ze zijn altijd lief.

Weer buiten. Veel later dan verwacht. Je moet snel weer vertrekken naar het werk. Thuis nog, ook snel, iets eten, en koffie drinken. Onderweg naar het werk nog een cadeautje voor jezelf kopen. Dat deel van het ritueel mag niet wijken. Iets met Bach. Je wist het, toen je in de gang stond, je best doend om niet te beginnen wenen, dat het Bach moest zijn.

Je bent verdrietiger dan je kunt laten merken. Hoewel het nieuws eigenlijk weer heel goed is. Misschien had je alleen wat lege tijd gewild nu. Jij alleen, met Bach, en met enkele herinneringen. Je zult moeten wachten op dit stukje. Met Bach naast je. En enkele herinneringen…

Geen opmerkingen: