Het is een zware opdracht, die boekenwinkel binnengaan. Vraagt telkens een intense mentale voorbereiding. Maar die boekenbonnen moeten nu eenmaal op. Drie kookboeken, goede score. Het is een investering in het algemeen belang, zeg je tegen jezelf. Je gelooft het bijna.
Volgens sommige kleine meisjes heb jij het lekkerste ijs van zo ongeveer de hele wereld in huis. Zal wel een beetje overdreven zijn, waarschijnlijk. Dat ijs tot de fundamentele mensenrechten behoort, kan zo goed als zeker niet in vraag gesteld worden. (Dat dat voor chocolade het geval is, is non-negotiable.)
Er kraken allerlei dingen in je nek.
Het is al laat, na een vermoeiende vergadering, als je nog door de avond fietst. Je wilt toch nog even met eigen ogen zien dat die mevrouw veilig en wel uit verre oorden is weergekeerd.
Al enkele dagen op voorhand weten wat je zult koken uit het nieuwe kookboek. Het legt je iets uit.
Er kraken allerlei dingen in je nek. Onder meer.
O ja, je zou ook nog een amandelcake bakken. Heb je een briefje gemaakt voor in de winkel, staan die dingen er niet op. Zomaar uit het blote hoofd de ingrediënten bedenken dan maar. Wie weet ga je ooit nog wel wild leven?
Het is tijd voor een verhaal, denk je. Het is goed.
Een man zit in de etalage gitaar te spelen. Je kijkt naar de akkoorden die hij neemt. A zo, op die manier.
Na het bezoek ’s nachts weer naar huis fietsen. Het loopt wel lekker. Misschien zijn die muggen nu misschien wel verdwenen, daar aan het water.
Toch ook nog maar even het huis poetsen, denk je. Zodat het toevallig een klein beetje een goede indruk zou kunnen maken. Of is het je, in dit geval?
Op tijd al maar die burgers maken, uit het kookboek. Zo kun je in extremis nog naar plan B. Ze lijken gelukt.
Een namiddagconcert. Fijn eigenlijk wel. Iemand suggereert dat dat voor oude mensen is. Je kijkt even rond, en die stelling kan niet 100% ontkracht worden. Mooi, hoe die bandoneon telkens uit het niets komt.
Gelukkig maar een heel klein beetje zenuwachtig. Of zo.
Een mooie avond.
Een beetje te vroeg, die ochtend.
Veel mensen in één treinwagon.
Je collega wijst je erop dat je soms een klein beetje angstaanjagend kunt kijken.
Die avond wil je niet met de fiets naar de vergadering. Liever te voet door de stad. Om traag te kunnen gaan door de straat waar je zo lang woonde. Je bent er niet meer. Het is goed.
Verhalen gaan door je hoofd.
Krak.
En ook suizen.
Je kijkt naar de mensen op de trap. Het kleine jongetje vertelt honderduit, heen en weer wiebelend, terwijl zijn mama hem vast probeert te houden.
Nog een late verjaardagsafspraak. Een vriendin uit een verre uithoek van het land komt op bezoek. Op weg naar huis lopen jullie nog even langs de winkel. De meneer achter de toog zegt: ‘Aha, nu zien we eindelijk uw vrouw ook eens.’ Is blijkbaar iets dat hij zich al lang afvroeg, of zo. Jullie leggen uit dat het toch niet het geval is, en dat jullie gewoon vrienden zijn, die samen hebben gestudeerd. Hij vraagt wanneer dat was. Je zegt wanneer je begon. Blijkt het jaar te zijn dat hij geboren is.
Later weer naar huis. Midden in de winkelstraat, ergens voor een winkel. Een klein maar dicht zwermpje muggen. Geen rivier te bekennen hier, nochtans.
Thuis werken. Tussendoor even de bestelde hoed gaan halen. Wild.
Krakje.
Billie zingt You Go To My Head. En je zou wel die piano willen zijn, die haar mag omcirkelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten