Hoe je beweegt tussen woorden. Ze zouden overal kunnen zijn.
De verhalen die je nog te vertellen hebt. Ze zijn er. Ze wachten. Mooie gedachte. Je zou iemand kunnen zien, iemand kunnen ontvangen. En uit een landschap van verhalen zou je kunnen kiezen. Of zouden zij jou kiezen. Er is geen lijn tussen waar jouw huid ophoudt en waar de verhalen beginnen. Zoals je op de pier aan de zee tussen de balken naar het water kunt kijken. Zo ook de verhalen. En de woorden. Ze dalen neer in de verhalen. Ze zijn er.
Een verhaal. Een gesprek. Woorden die heen en weer gaan. Als het getij. Iets over pijn en verdriet. Het benaderen. En telkens het kantelpunt tussen de woorden van heen, en de woorden van weer. Wachten tot ze komen. Ze stromen zachtjes bij je binnen. Tot je weer uitademt.
Wat je je had voorgenomen te zeggen tegen iemand. In het moment voor bewegen de woorden door je hoofd. Ze zetten zich in de juiste volgorde. Ze lijken je te doen geloven dat je ze ook werkelijk zou kunnen uitspreken. Zoals ze klinken in je hoofd. Bijna welluidend. Ze herhalen zich. Of ben jij het? Je hoofd is niet te ontwoorden. Tot je daar staat, waar het zou gebeuren. Een zeer lichte woordberoerte. Er blijven wel woorden, maar ze zijn niet meer dan een onhoorbare herinnering aan hoe ze klonken, in dat hoofd.
Soms kun je kijken naar je huid. Je handen. Hoe ze geworden zijn. Iemand leerde je ooit om te kijken naar de handen van anderen. Hoe zouden zij jouw handen zien? Zouden ze de tijd zien? Zouden ze, net als jij, de woorden zien? Woorden zijn aanraakbaar. Ze zijn niet gewichtloos. Ze zijn materie. Ze bewegen onder je huid.
En later. Na alles wat (weer) niet gezegd is. De woorden zijn er nog. Ze staan te drummen. Wachten op die deur die zich gaat openen. Ze zijn klaar. Je vraagt je af: zul je, zul je niet? Iets met een bericht. Een nabericht. Nagekomen woorden. Ze waren al te dicht bij een zin om weer te verdwijnen, om zich terug te trekken in het nog ongezegde.
Je kunt dromen van brieven die nog niet geschreven zijn. De woorden zijn ergens al. Achter een zeil, uit de wind. Maar nog niet te zien. En toch. In je hoofd kun je de brief zien zoals hij eruit zal zien, geschreven. Pas tijdens het schrijven zul je merken hoe de woorden rustig hun plaats innemen. Woord per woord. Het papier is nooit leeg. Het papier is een land van aankomst. De ruimte voor elk woord is al uitgespaard. Niet te zien voor wie kijkt. Misschien is het met handen niet anders.
En de eerste brief. Die je ooit zult schrijven. Je zult de brief uit handen geven, loslaten. De aangesprokene, bovenaan. Met ‘lieve’, bij voorkeur. De aangesprokene zal de brief ontvangen uit je handen. En betasten. De plekken waar de woorden zijn. Die woorden zijn er nu al. Ergens.
Je denkt terug aan een verhaal. Een gesprek. Over pijn en verdriet. Hoe iemand ooit de woorden ontnam. En daardoor bevlekte. Woorden werden onteigend. En zo ook een lichaam. Het verhaal daarover kan de woorden niet ontwijken. Woorden die in jezelf tot een vreemd lichaam geworden zijn.
Het schrijven van eerste woorden. Men neme een grote tafel. Men neme een leeg blad, om het daarna te leggen in het midden van die tafel. En dan. Dan zit je aan die tafel. Het blad is te betasten. Het is in volle verwachting. En opgesteld voor je, verspreid over de tafel, staan de woorden die de eerste woorden zouden kunnen worden. De eerste woorden zijn onherroepelijk, in zwarte inkt.
En als je verlegen bent. Er zijn woorden, ze dringen voor. Ze nemen de plaats in, waar andere woorden hadden kunnen zijn. En je kijkt naar jezelf, naar de woorden. Je observeert, de nutteloze informatie die ze verspreiden. Je vraagt je af of het moment kantelt, gekanteld is.
Je vertelt over iemand. In elke zin kan het alle richtingen uitgaan. Telkens opnieuw zou je kunnen kiezen. Voor dat ene woord, of een ander, of nog een ander. Het is een laveren, zin na zin. Tussen verhalen die je zou kunnen vertellen, en die zo een ergens worden. Eens je gekozen hebt, is er geen nergens meer, zin na zin. Nauwkeurig probeer je woord voor woord naar je toe te halen. Als kostbare kleinoden, individueel verpakt, in doosjes met vakjes, zoals de dozen waar vroeger de kerstballen in zaten. Iemand is daar, het verhaal is hier.
En de woorden in een nacht. Gefluisterd in een stilte die je beschermt tegen het duister. Het duister dat je zo niet over kan nemen. De fluisterwoorden zijn wenswoorden. Je hoopt dat ze iemand bereiken. Het bereiken zou op toeval lijken, of een droom. Maar jij weet wel beter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten