18 november 2015

Iets

‘Ik dacht: nu moet ik even bellen.’
‘Ja? Hoe wist je dat?’
‘Ik weet het niet. Het hing ergens in de lucht of zo. En ik pikte het op.’
‘Eigenlijk was het wel zo. Ik liep naar huis vanmiddag, en ik dacht: iets.’
‘Hoezo, iets?’
‘Heb jij dat nooit? Dat je zo denk: nu zou iemand iets mogen laten weten.’
‘Wat dan?’
‘Iets als: ik denk aan je. Of: ik zou het wel fijn vinden om nu bij je te zijn.’
‘Of: als ik nu bij je was, zou ik je vragen om iets te vertellen, eender wat, als het maar lang duurt.’
‘Ja, dat zou ook mooi zijn.’
‘Is natuurlijk nog wel een heel ander niveau dan: mag ik nu even tegen je aan komen liggen, nu?’
‘Dat is level twee waarschijnlijk.’
‘Of het zou ook kunnen dat het eerste level gewoon doorloopt in het tweede, dat er eigenlijk geen levels zijn.’
‘Stel je voor.’
‘Was er dan een aanleiding of zo?’
‘Ik weet het niet goed. Misschien hebben veel mensen dat wel, ergens een latent verdriet of zo. En soms komt dat een klein beetje boven water. Misschien lag het gewoon aan dat interview dat ik in de trein aan het lezen was. De woorden gingen nog door mijn hoofd.’
‘Bij mij was het gisteren. In de namiddag zat ik op mijn werk, naar buiten te kijken. Ik zat daar alleen, even toch. En toen kwam het over me heen. Ik was een beetje verloren. Of achtergelaten of zo, terwijl alle anderen ergens naartoe waren.’
‘Dus eigenlijk had ik je gisteren een berichtje moeten sturen?’
‘Wie weet hoopte ik er wel een beetje op.’
‘Het is eigenlijk zo dat ik het bijna gedaan had.’
‘Ja?’
‘Ja.’
‘Dat is wel een mooie gedachte.’
‘Misschien moeten we dat wel afspreken, dat we het vanaf nu gaan doen. Niet aarzelen, op zo’n moment.’
‘Zouden we dat durven?’
‘Waarom niet?’
‘Als ik nu bij je was, zou je dan een lang verhaal vertellen?’
‘Je bedoelt: in het echt, niet via de telefoon?’
‘Ja, in het echt. Binnen aanraakafstand.’
‘Dat denk ik wel. Als je dat zou vragen, dan zou ik dat wel doen.’
‘Wat zou je dan vertellen?’
‘Alles wat ik je nu niet verteld heb. Alles van dat iets. Alles wat ik toen dacht. Het was een donker stuk van de weg, en ik liep daar alleen, het was stil. En ik dacht: niemand kan mijn gedachten nu zien, ze blijven aan deze kant van de woorden, hier in het duister. En misschien willen ze aan de andere kant zijn, maar niemand zal het ooit weten.’
‘En dat zou je dan vertellen?’
‘Ja.’
‘Misschien zou ik dan nu wel graag bij je zijn.’
‘Het is lekker warm hier. Het is raar, een keer of twee per jaar slaat de verwarming niet aan. En dan moet ik gewoon die knop weer aanzetten. Het was alsof het iets betekende. Maar nu is het wel weer lekker warm hier.’
‘Ik zal dan doen alsof ik daar ben.’
‘En ik zal doen alsof ik alles vertel, alles wat er te vertellen is.’
‘En zou je dat dan een andere keer nog eens in het echt kunnen doen, als ik er wel bij kan zijn?’
‘Misschien.’
‘Waar hangt dat van af?’
‘Dat weet ik niet, nog niet.’
‘O, op die manier.’
‘Maar het was zo goed je te horen, je zou eens moeten weten.’
‘Ik zal doen alsof ik het niet weet.’
‘Dat is goed.’

Geen opmerkingen: