25 juni 2016

Ongehoorzaam

Iemand zegt je dat hij verbaasd is je te zien opduiken bij een samenkomst die het woord ‘ongehoorzaamheid’ in haar naam heeft. Je checkt het meteen even na bij de vrouw die bij hem is, je kent haar al heel lang, zij kent jou ook al heel lang. Of je dan zo gehoorzaam bent? Nee hoor, zegt ze.

Het brengt je toch een beetje in de war. Als dat het beeld is dat men van je heeft. Je vraagt het later nog bij enkele andere mensen na, alleen maar om zeker te zijn, vanzelfsprekend. En het valt mee. ‘Gehoorzaam? Jij? Helemaal niet.’

Braaf. Ben je dat? Was je dat vroeger? Dat wel misschien.

Diep van binnen ben je wel een rebel natuurlijk. Of toch een klein beetje.

(Je kent al enkele mensen die nu heel hard zouden lachen. Ze zijn blijkbaar allemaal erg blij met de ongehoorzame foto van jou, waarop je je tong uitsteekt.)

(Moet je je daar dan weer zorgen over maken?)

Je denkt aan je grootmoeder. Hoe zij ‘completely unimpressed’ was door gezag en macht. Niet dat ze er wild tegenin wilde gaan. Niet dat ze onvriendelijk zou worden. Niet dat ze minder soeverein zou zijn. (Trouwens, alleen voor je grootmoeder mag het woord soeverein gebruikt worden. Alleen voor haar is het een mooi woord. Niet voor enkele gruwels aan de andere kant van het Kanaal, maar dit geheel terzijde.)

Je hebt dat wel een beetje gekregen van haar. De subtiele, maar vriendelijke anarchie.

(Je denkt nu aan een mooie vrouw die je erg dierbaar is. Oei, dat van dat mooi mocht je niet zeggen, je bent ongehoorzaam. Zij zou ondertussen nog harder lachen. Vergeleken met haar ben je inderdaad ‘utterly’ niet-spannend. Saai, waarschijnlijk. Denk jij. Hoewel, in het diepst van je gedachten gebeuren er wél altijd spannende dingen.)

Je grootmoeder had dat wel. Haar zoon, jouw vader, ook.

Tijdens die avond praat je nog met iemand, en zij zegt het ook: beleefd, maar ongehoorzaam.

(Hoewel… Netjes wachten voor een rood licht, maar dan wel officieel als zenmoment? Je afvragen of je toch niet te weinig belastingen betaald hebt? Je hoort iemand, dezelfde mevrouw van daarnet, hardop lachen.)

Je houdt van de subtiele ondergraving van de codes, of zoiets. En, dat heb je dus geërfd, machtsargumenten maken geen enkele indruk op jou.

(Zo zet je de innerlijk dialoog verder, ’s nachts in je bed.)

Je hebt het pas later door, maar die foto, met je tong, daarop ben je ook je grootvader.

Hij was blijkbaar anders toen hij jong was, maar toen hij je grootvader was, leek hij op het eerste gezicht vaak erg ingetogen. Fons was anders dan Julia in zijn verhouding tot de macht. Hij zou een beetje weg schuiven naar achter in de kamer, toch een beetje onder de indruk, als de koning zou binnenkomen. Zij zou uiterlijk geen krimp geven, en de koning gewoon uitnodigen aan de tafel, om koffie te drinken. (Misschien niet, maar zo zit het in je hoofd.)

Maar hij kon ineens, tijdens een feest of zo, of ook gewoon als hij bij jou en je zus was, zot beginnen doen. (Zo noemden jullie dat: doe nog eens zot.) Hij kon dan ineens gekke bekken trekken. Soms zag je aan je grootmoeder dat zij iets van hem zag van toen hij jonger was.

Misschien ben je een beetje zij en een beetje hij, een beetje Julia en een beetje Fons. En dat tijdens dezelfde avond.

Als je de foto ziet van jezelf, met die tong dus, schrik je een beetje. Je lijkt op hem, zo is het toch voor jou. Je ziet er op een foto altijd ouder uit. Daar schrik je van, telkens weer.

(Je hebt het verhaal al vaak verteld, waarschijnlijk, het geeft niet. Als kind vond je dat soms niet fijn, dat hij steeds opnieuw dezelfde verhalen vertelde. Nu zou je er veel voor geven, om ze nog eens te horen, om zijn stem nog eens te horen. Het verhaal dus.) Op de laatste foto van je grootvader staat hij in de keuken. Zijn arm om je zus heen. En hij trekt een beetje een gekke bek, hij doet een beetje zot, op die foto. Toen hij de foto zag, schrok hij. Je weet niet helemaal zeker waarom. Maar hij wou niet meer kijken naar die foto, ze maakte hem verdrietig. Hij wist toen nog niet dat hij niet lang daarna dood zou zijn.

Wie Fons niet zo goed kende, zou misschien ook verbaasd zijn om hem ineens zot te zien doen. Jij niet. Hij was wel een beetje gehoorzaam, denk je. Een beetje godvrezend ook wel. Julia was niet zo onder de indruk van god. Ze zou ook voor god niet door haar knieën gaan (ook niet voor de koning, zoals ze je ooit eens zei). Zij was niet zo gehoorzaam.

Fons werd 85. Julia werd 97. Toen ze haar laatste jaren in het rusthuis doorbracht, nam je in de zomer voor haar regelmatig “van die lekkere druiven” voor haar mee. Gekocht op de markt. Belgische druiven. Ze lag in haar bed, en met haar laconieke blik begon ze die druiven rustig een voor een op te eten. In rustige concentratie. De Juliaversie van mindfulness. Ze hield niet zo van de pitjes. Die belandden met een klein plofgeluidje ergens tussen de muur en het bed. Erg ongehoorzaam. Ze was, zo nodig, erg goed in het opzetten van een onschuldige blik. Zo’n “et alors?”.

Haar niveau van ongehoorzaamheid zul je wel nooit bereiken. Fons is er ook nog een beetje. En zo wil je het eigenlijk wel.

Geen opmerkingen: