Waar in je lichaam zit het verdriet? Waar huist het? Soms zou je het willen weten.
Onder hoeveel lagen zit het verscholen? En welke lagen zijn dat dan?
Zou je er direct naartoe kunnen? Of zou je eerst al die andere lagen omzichtig opzij moeten schuiven? Of helemaal wegnemen?
Zou het gevaarlijk zijn om het verdriet zomaar aan te raken? Zou je het eerst zachtjes moeten laten wennen aan de open lucht?
Zou het verdriet zich in het lichaam laten bekijken door anderen?
Er zijn lagen zelfbescherming. In stevige stof. Schokbestendig. Nauwkeurig aangelegd. Er zijn nauwelijks scheuren, dat denk je toch. Hoewel soms blijkt dat ze er wel zijn. Misschien zijn de lagen stof bewust niet vastgenaaid. Liggen ze op elkaar, goed aangedrukt, en geven ze de indruk dat er geen gaatjes zijn. Maar met een beetje handigheid of een onverwacht manoeuvre kunnen die laagjes zomaar verschuiven, en komt er een kier. Mogelijk.
En soms kun je zien dat diep in de ogen de zelfbescherming het even laat afweten. Soms zie je een gelaat dat goed geoefend is in beschermen. Helemaal getraind. En plots zie je, ergens in die ogen, een flikkering. Plots zie je een voorzichtige traan, bijna ontsnapt, en bijna weer naar binnen gezogen.
Er zijn lagen vermoeidheid. Ze nemen hun tijd. Uiteindelijk maken ze het lichaam hard, op sommige plekken. Na een tijdje verliezen ze hun overtuigingskracht, zijn ze alleen nog hard, maar beschermen ze niet meer.
Als je begint te ontspannen, heel voorzichtig, doet het eerst meer pijn. Daarna komen er scheuren in de vermoeidheid, en kan het verdriet zomaar bloot komen te liggen.
Het lijf begint te schudden. Het schudden van de slappe lach. Het is bijna hetzelfde als dat van het opkomend, uit de voegen gulpend verdriet.
En er is de archeologie van het verdriet. Er is het oppervlakkig verdriet, nog relatief vers. Sommigen wilden je kwetsen, of lieten hun egozucht ervoor zorgen dat jij gekwetst werd (waardoor ze het zelf zogenaamd niet doorhadden). Dat is het soort verdriet dat al bij al gemakkelijk kan wegspoelen door een malse regenbui. Sommigen kwetsten je uit onvermogen, uit angst, uit verdriet. Daarvoor is meer handenwerk nodig.
En onder dat alles ligt het oude verdriet. Ingedikt door de tijd. Archeologen zouden met eierlepeltjes aan de slag gaan, bijna teder wegstrelend. (Stel dat je dat zou kunnen, met je handen?) Bij een doorsnede zou je diepe terracottakleuren zien.
Het oude verdriet heeft zoveel aarde nodig, denk je. Of ben je gaan denken. Helemaal zeker weet je dat eigenlijk niet. Door die aarde dus ook.
Waar zou het zijn bij jou? Daar in je buik. En daar in je rug. En dan een onderaardse rivier naar je nek en je schouders.
Misschien leer je het, met de jaren. Het kijken. Van binnen naar buiten, van buiten naar binnen.
Kijken naar verdriet. Kijken naar de lagen, naar de kleuren. Niet kijken weegt zwaarder, denk je stilaan. Het gewicht van de gesloten ogen kan zwaar wegen, en dat op allerlei plaatsen van je lichaam.
Misschien lukt het soms. Gewoon kijken en verwoorden wat je ziet. In een hortend gesprek, in een voorzichtige brief. Het kijken naar. Misschien vermindert daardoor iets van het gewicht.
En daarna worden al die lagen misschien wel meer aanraakbaar, een beetje toch.
Je ziet hoe alles door elkaar schuift, in hetzelfde lichaam. Zoals littekens in je huid gaan wonen. Zoals een zandweg die langzaam verdwijnt in het groen, of verandert in het groen, aanwezig blijft, maar verandert.
En je kunt voor de spiegel gaan staan, in alleen maar je huid. En je zou het landschap zien, niet de onderdelen. En je zou iemand kunnen vragen om mee te komen kijken. Je zou de plekken kunnen aanwijzen, waar, ongeveer, … Je zou de glooiingen in het landschap kunnen aanraken.
Daarmee zijn nog niet alle vragen beantwoord. Maar wel al enkele.
2 opmerkingen:
Zo mooi... Treffend. Gevoelens in woorden vangen is -ondanks onze ongelooflijke rijke woordenschat- nochtans moeilijk. Ga het zeker bewaren en denk zelfs koesteren.
Dankjewel Greet voor je mooie reactie.
Een reactie posten