(Een week met veel verdriet, eigenlijk. Moeilijk verdriet. Omdat het dicht komt bij iets dat bepaalt of je iemand kunt zijn, of niet. Of zoiets. Het is moeilijk uit te leggen, merk je. In je hoofd kun je het zien, bijna letterlijk, en heel scherp.)
En verder, kleine momenten, verspreid over de dagen. Als een vorm van genade. Misschien.
Je loopt tussen de mensen, mensen praten, drinken een glas. Je zoekt kleine momenten, of plekken in de tijd. Je praat met iemand die je lang niet meer zag, en je bent blij dat ze er is. Je wilt dat het goed gaat met haar.
Je ziet hem daar staan, je hoort hem praten. Iets overvalt je wat je helemaal niet had kunnen verwachten. Verlegen en ontroerd en trots. Je denkt iets over een zoon. En je denkt dat je het hem moet vertellen, ooit.
Terwijl je staat te speechen, krijg je een berichtje van iemand die je dierbaar is. Het cadeau heeft haar op tijd bereikt. Dat is wat je wilde.
Een mooi gesprek. Je wilde al langer eens met haar praten, maar je was verlegen en een beetje in de war. Misschien stotter je wel een beetje, misschien ben je onhandig in je woorden. Misschien geeft het niet. Je weet niet goed waarom, maar het gesprek maakt je rustig. En ook wel gelukkig, of zoiets. Je zegt iets over de liefde. Het is goed.
(Een korte nacht. Het verdriet sijpelt door je heen, onophoudelijk.) Na een tijd beginnen de beelden in je hoofd te veranderen, lukt het om beelden tussen de andere te schuiven, beelden die je wel wilt zien. Ze doen iets met je lichaam, voel je. Ze brengen je terug, dichter bij de aarde.
Net op het juiste moment een mooi berichtje van je beste vriend. Alsof hij het wist.
Een mooi gesprek. Twee mannen in jouw bureau, over hun kinderen. Het ontroert je meer dan je kunt zeggen.
Gewoon samen zitten eten. En soms wil je alleen maar kijken, verdwijnen in je leegte.
In het concert. Je kijkt voor je, en ziet dat het goed is. De man aan het klavecimbel maakt zich klaar om te beginnen. Zijn baard is wel een heel stuk langer dan vorig jaar. En hij begint, met nog een klein stukje extra vooraf. En dan komt het. Die ene aria, met al die variaties, en dan weer die aria. Je kent al die stukken zo goed, en toch is het alsof je ze soms voor het eerst hoort. Je ziet de muziek. Het is alsof je iets begrijpt, over het leven. Hoe je uit elkaar kunt vallen. En hoe iets je weer kan helen. Bij de herneming van de aria zijn er alleen maar tranen, en je bent niet de enige. Je bent dankbaar, en nederig, tegenover zoveel schoonheid.
Een mooi gesprek. Je stottert een beetje, het geeft niet. Je bent veilig.
Een volgende dag. Je rijdt naar huis, na een vergadering. Je denkt aan de maan.
Nog een mooi gesprek. Je luistert naar een verhaal dat je erg raakt. Je vertelt jouw verhaal, en het lijkt alsof het goed gaat, dat vertellen.
Bij het nieuwjaarsmoment. De verhalen die de man naast je vertelt ontroeren je. Je kijkt naar de andere mensen aan de tafel. Ze zien er allemaal zo lief uit, ze zijn zo zacht voor elkaar.
Iemand vertelt je dat ze altijd jouw stukjes leest over de boeken. Het maakt je blij en verlegen. Even praten jullie over dat ene boek dat je zo raakte. Het is een geschenk als iemand je zoiets komt vertellen, zo is het steeds.
In de trein lees je in de nieuwe bundel met gedichten. Je wou hem snel hebben. Je kon niet bij de voorstelling ervan geraken, maar het voelt goed en juist dat je die gedichten kunt lezen op dezelfde dag. Vorig jaar sprak je met haar, zat ze naast je te vertellen en bracht ze een gedicht voor het publiek. En nu lees je haar nieuwe gedichten, en je hoort haar stem. Je weet nog niet hoe je iets zou kunnen zeggen over wat je leest. Je denkt de hele tijd aan huid, en niet, en soms wel, thuis zijn in je huid. Misschien durf je het wel aan om haar te zeggen hoe mooi je alles vindt. Misschien.
Je luistert naar de man vooraan. Hij is nu een professor, je kent hem al van vroeger. Het voelt goed om naar hem te kunnen luisteren terwijl je naast een dierbare vriend zit. Aan hem moet je niet uitleggen waarom je het zo eens bent met wat je hoort. Hij weet het, hij zou je zinnen kunnen afmaken. Je denkt aan iets dat je schreef vele jaren geleden, een gedachte die nu terugkomt in het verhaal dat je hoort. En later blijkt dat ook hij een herinnering heeft aan jou. Een mooi moment.
Erg veel mensen om je heen. Je praat met enkelen. En je zegt iets, over de zoon.
In veilig gezelschap weer naar huis. Het is goed zo.
3 opmerkingen:
test
.
Ik passeer vele vitrines en verkeersborden.
Zweer dat ik geen robot ben.
Maar hij weigert me.
Ik ben een vluchteling. Een inbreker. No passaran.
Op het Blog van Jan kom je niet zomaar binnen.
Hij fouilleert me. Wil mijn identiteit.
Ik gok. Godzijdank. Ik win.
En mag passeren.
Maar wat wilde ik nu weer schrijven aan Jan?
.
PS.
Ik merk onderaan dat ik weer bewijzen moet voorleggen.
Zou er iets mis zijn met mijn kleur. Gebrek aan haar.
Loens ik. Of... ik zal het zo dadelijk weten.
Misschien.
Dankjewel voor je reactie Uvi. Oei, blijkbaar zijn er allerlei poortjes om binnen te geraken (ik was me daar niet zo van bewust eigenlijk). Maar het is wel gelukt, en dat is het belangrijkste. Dankjewel.
Een reactie posten