(Je weet nooit goed hoe dat moet, verjaren. Misschien later wel, als je groot bent…)
De dagen voor. Alsof je door een kamer of gang loopt met veel mensen met het besef dat binnen enkele dagen ineens iedereen zich naar jou zal draaien en je aankijken, of zoiets. En wat je dan moet doen, in welke richting je weg moet lopen. En ook niet. Ook soms al stiekem denken dat het mag komen. (Je maakt vorderingen.)
Het is een beetje raar, die getallen. Je staat voor de spiegel, en spreekt het getal uit.
(Je vraagt je toch af of iemand iets zal doen.)
(Sommige gedachten openen deuren in je hoofd, je ziet dingen die er misschien al de hele tijd waren.)
De dag tevoren. Hoog tijd om de truffels op te halen. De truffelmeneer heeft nu stilaan wel genoeg aan zijn gezicht laten werken, denk je. Voor het gesprek over het weer heb je het ook nog even over zijn nieuwe, imposante deurbel.
Midden in de nacht wakker worden, heel even opstaan en denken dat je het dus al bent. Je kijkt om je heen, niemand staat te kijken. Goed zo.
Die ochtend opgewekt naar het station stappen.
Het licht van februari is er. Het maakt je nog extra gelukkig.
Berichtjes.
En nog.
Eigenlijk is het wel fijn. Je voelt je klein. Zo wonderlijk, dat je zoveel mooie mensen mag kennen. Grote dankbaarheid.
(…)
Je zou zoveel mensen iets willen zeggen, en iets met heel even aanraken of zo. (Verlegen.)
In de trein, weer naar huis. Je blijft glimlachen.
In het kader van de zelfverwennerij voor je verjaardag een burgertje kopen in de biowinkel. Een heel klein beetje wild doen, moet wel kunnen.
Je kijkt uit naar het concert van die avond. Een klein stukje is nog rusteloos, al weet je niet waarom.
Nog net op tijd zijn jullie binnen voor het concert.
Je kon je geen mooiere manier indenken om de avond door te brengen dan zo.
De twee muzikanten zijn zo mooi samen. Hoe ze daar samen zitten. Iets met telkens heel even aanraken of zo.
Ze zijn zo vrij, denk je. Al weet je niet goed wat die gedachte zou willen zeggen.
Waar komt die muziek vandaan?
Traag lopen jullie terug. Het is koud geworden ondertussen.
Nog even tijd voor trage verhalen.
En daarna nog langzaam de nacht in schuiven. De tijd tussen je vingers voelen, en kijken.
Kijken naar de tijd in je hoofd. Kijken naar de mensen in je hoofd, en hoe zij in de tijd zijn.
De dag danken, de nacht waakt.
En nog enkele gedachten.
Het is goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten