Misschien kun je wachten tot wat moe is verdwijnt uit je lichaam. Het zou zo kunnen wegglijden langs je huid. Alsof het tijd is.
Misschien heeft het dat niet geleerd. Alsof alleen de vlucht blijft duren.
Je kunt kijken naar je huid als naar de lagen in de aarde. Alsof je je eigen geoloog zou zijn, als je al iets met dat woord zou zijn. Wat je ziet, verzet zich tegen woorden. En misschien is dat wel beter.
Het is. En misschien is dat genoeg.
Het mag er zijn. Misschien is dat genoeg.
Het zou goed kunnen zijn om af en toe alleen maar in de wind te gaan staan.
We zijn aangekomen. Je hoorde het de vorige week nog. We zijn thuis.
En dat je het niet altijd goed moet doen. Iemand zei het je onlangs nog. Dat het goed is.
Je zou je kunnen afvragen waarom je bent terechtgekomen op dat pad in het bos. En je zou kunnen zien dat dat enkel een manier van kijken is. Misschien was je al thuis.
We zijn aangekomen.
Waar is het veilig, zou iemand kunnen vragen. Daar, zou iemand kunnen zeggen.
Je vertelde het verhaal, onlangs nog. Het veranderde je adem.
Je wou de zinnen zeggen, de woorden horen, van de zinnen.
Je deed het goed, zei iemand onlangs nog. En zij kan het weten.
Misschien is het tijd voor foto’s van de herfst, mag de zee zich weer even terugtrekken. Alleen kijken.
Je loopt traag door de kamer. Soms kan je lichaam zien waar de rust is. Waar de angst van soms zich al heeft teruggetrokken. Het zou kunnen dat je al weet hoe je kunt bewegen.
Misschien wil je daarom opruimen. Leegte bijmaken. Wat overtollig is, als een streven, achterlaten, uit handen geven.
Je loopt traag door de kamer. Tot dat genoeg is.
En hoe je jezelf uit handen kunt geven. Misschien hoeft het geen vraag meer te zijn. Is het gewoon.
We zijn aangekomen, misschien wel.
Soms ben je als het water. Als iets het oppervlak raakt, kun je enkel de tijd volgen. De tijd die het vraagt tot de uitwaaierende cirkels zich neerleggen.
De dingen sijpelen door je heen. Dat is het ritme, als een trage dans.
Je kijkt naar je handen. Vandaag laat je het falen achter je, voor vandaag. We zijn aangekomen.
Je had al vrede gesloten, dacht je. Misschien was dat nog maar een begin, en is ook dat goed.
Door het raam kun je de wind zien.
Misschien is het goed het verhaal te vertellen, traag, en opnieuw. Je hoort wat ze zeggen, en het verandert je verhaal.
Ineens zie je je grootvader in jezelf.
Hoe je daar zat, in die kring van stilte. En hoe je keek, en bleef kijken. Waarom denk je daar nu aan?
Soms wil je niet alles begrijpen. Soms is de wind genoeg.
Hoe de dingen zich langzaam neerleggen, als een terugkeer. En hoe tegelijk dat woord niet het goede is.
Je hoort jezelf praten aan de telefoon. Iemand vraagt wanneer je nog eens komt. Spoedig, zeg je.
Een ander gesprek. Je vraagt hoe de dingen gaan. Je hoort hoe het is. Je zou iets willen kunnen zijn. Misschien ben je dat wel. En je ziet iets, over lijnen in een leven. En wat blijft.
Misschien zijn er alleen omtrekkende bewegingen. En ligt het aankomen in die beweging. Je hoeft het niet te weten, niet vandaag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten