15 juli 2018

Waar het bijna kantelt

Bijna had je het verteld, maar het was tijd om te gaan. Je weet niet wat je zou hebben verteld, hoe verward het zou klinken. Maar bijna.

Soms zie je de dingen, in je huid. Misschien is dat een voornemen. Kijken.

En tegelijk is er een rust gekomen, in dat kijken.

Je fietst verder.

Een weg die je vaak nam, naar iemand, toen. Even komt het terug.

Misschien weet je niet altijd goed hoe dat moet, bij anderen zijn. Misschien weet niemand dat. Misschien gebeurt het gewoon. Misschien is het zo eenvoudig.

Waarna je weer wegrijdt.

Je begint te werken. Omdat je je dat zo voorgenomen had. (Er is nochtans niemand die toekijkt.) Het is ook wel fijn. En het had ook niets mogen zijn.

Het lichaam wacht op het begin van het niets.

Aan de andere kant van het begin van het niets tuimel je normaal altijd even naar beneden. Je kunt zien dat je niet kunt zien hoe dat zal zijn. Weer.

Ook daar kantelt het.

Iets is opgespaard onder je huid. Veel.

Als je nu zou beginnen vertellen. Het zou veel zijn.

Gelukkig ben je alleen.

Je loopt door het huis. Soepel. Zo lijkt het toch.

Je denkt aan iets dat zal komen.

Je zoekt bij het schrijven een houding waarbij je je rug niet voelt.

Je schouders waaieren uit.

De twee nieuwe kleine plantjes lijken zich goed te voelen op hun nieuwe plekje. De twee grote planten aan de andere kant waren helemaal terug, na een eerste aanval. Het lijkt erop dat ze de tweede niet zullen overleven. Misschien is machteloosheid aanvaarden een deugd.

De laatste twee afleveringen van de reeks. Zoals je verwachtte. Het scheurt iets in je open. Ingehouden woede. Iets met mannen. Je ziet even weer hoe groot het is, dat, daar.

Een oud verdriet.

Het blijft zo groot.

Je zou het iemand willen vertellen. En misschien ook niet.

De beelden blijven bij je, in de nacht.

Wakker worden in een kramp. Het wordt tijd dat het kantelt.

Na de eerste krant. Eerst nog werken.

En kijken naar de dans. Het ritueel.

Poetsen. Met de blues. Redelijk luid. (En het mocht nog iets meer, denk je.)

Je voelt waar je zou kunnen breken. In zeven stukken. Ongeveer.

(Je droomt terwijl over immense hopen spullen die je zou kunnen doen verdwijnen. Zo met een vingerknip of zo. Of via het lijstje met nuttige dingen voor in de vakantie.)

De pijn nadien komt altijd in twee golven, minstens.

Je weet niet goed waarom die middagdutfilm je zo raakt. Misschien wel.

Je leest het boek uit. (Terwijl zoek je een manier om te zitten.) Een goed boek moet op een of andere manier noodzakelijk zijn, denk je. Bij dit boek weet je het niet zo zeker. (Je leest enkele commentaren, die je niet zo goed begrijpt.)

De tweede golf is heviger. Je probeert aan een nieuw boek te beginnen. Het lukt niet. Het fluit, in je oren.

Je gaat nog wat rondhangen.

(Je vraagt je af of iemand zich dat nog herinnert, van die gebakken aardappeltjes op zondag.)

Je rekent uit hoe lang je moet fietsen de volgende dag, en wanneer je dus moet vertrekken. (En je zult waarschijnlijk wel weer te vroeg zijn, zoals steeds.)

Je zoekt de muziek voor bij een stukje. Je hebt nog geen idee waar het over zou moeten gaan, waar het je naartoe zal leiden.

(Soms is een titel zo groot dat je schrik krijgt. De woorden daarna  geven wel aan hoe ver je wilt gaan, die dag.)

Die muziek doet het altijd. Je huid mag zacht worden.

Ooit.

Geen opmerkingen: