Je bent een beetje zenuwachtig voor je vertrekt. Je wou het al lang eens doen, eigenlijk. Of: je wist dat het goed zou zijn voor jou. Of zoiets.
Je probeert niet al te snel te fietsen, wat niet zo gemakkelijk is. (Je zult waarschijnlijk veel te vroeg daar zijn, en het is warm, dus…)
Je hebt de weg goed bekeken tevoren. En je bent veel te vroeg.
Je staat te wachten bij het poortje. Ze komt eraan.
Het is een mooie ruimte, er is ziel.
(Je probeert niet te denken aan dat grote hoekige lichaam van je.)
Hoe moet je in woorden er iets over zeggen? Je stottert, hopelijk sierlijk.
Het begint. Met stevige en tegelijk luisterende handen. En olie.
Je probeert van binnen naar buiten te denken, alsof je tegelijk van buiten naar binnen zou gaan. Terwijl je daar ligt.
De punten.
Verwarrende gedachten. Iets over of je hier mag zijn. Heel even.
Iets over loslaten, ook. Over jezelf uit handen in handen geven.
Hoe vrij zou je kunnen zijn?
En het is voorbij. (Terwijl iets nog moet beginnen.)(Ze heeft dat heel goed gedaan, dat weet je al.)
Je voelt je dankbaar, en verlegen. Je probeert iets te zeggen, iets te vragen.
Een hoofdmens. (Je weet niet goed wat dat woord met je doet. Het zal nog dagen nodig hebben.)
Je ziet iets over veilig, over niet iets moeten doen, terugdoen. Het gaat daarover, weet je. Het is tegelijk alleen voor jou belangrijk, waarschijnlijk. Het is niet nodig er veel over te zeggen, denk je. Het zal voor de volgende dagen zijn, ook.
Veel.
Je weet nog niet goed hoe je met jezelf samenvalt, welke versie, of zoiets. Je draagt jezelf, misschien kan er nog lucht tussen.
Je bent waarschijnlijk heel verward in je afscheid. Het hapert, hoe je op de goede manier moet zeggen dat je dankbaar bent. (Misschien is dat niet zo erg.)
Je vertrekt weer. Anders hoekig.
(Je was dapper, zeg je tegen jezelf.)
Je denkt iets over woorden, je voelt iets over woorden, je voelt iets zonder woorden.
(Onderweg maak je een klein ommetje. Daar is iemand die pas een nieuw kindje kreeg. Je zou graag even gaan kijken, je durft het niet, zo onaangekondigd.)
Weer thuis ben je blij dat je het gewoon deed. Je denkt dat je de volgende keer zult proberen nog vrijer te zijn. (Je denkt dus aan een volgende keer.)
Je wilt het vertellen, aan die en die en die. (Als je het echt zou vertellen zou je misschien veel woorden nodig hebben.)
Iemand reageert al. Ze is trots op jou. (Dat heb je graag, eigenlijk.)
De volgende dagen beweegt het. In allerlei lagen.
(Ben je daarom zo opgewekt?)
Er is woordschroom.
Maar enkele woorden mogen wel.
(Iemand zou weer met je lachen, dat het zo jij is, dat je moet nadenken over wat je voelt.)(Je denkt dat het op een bepaalde manier net niet klopt, hoofdmens, en tegelijk waarschijnlijk net wel. Daar moet je nog even over navoelen.)
De dag legt zich neer. De warmte zou zich mogen terugtrekken, voor de nacht.
(Het is fijn dat de vakantie is begonnen.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten