Er was eens.
De overweldigende magie die uitgaat van die drie woorden. Elke keer weer. We zijn verhalen vertellende wezens. We vertellen verhalen over onszelf, aan anderen, aan onszelf. We verlangen naar verhalen. Verhalen die ons even wegvoeren, die ons iets doen zien, die ons beroeren en verstoren.
Vertel eens een verhaal. Zo vraag je het, of zou je het willen vragen aan iemand.
In een verhaal ga je van A naar B. Vaak met enkele omwegen, een tegenslag, een crisis die onheil voorspelt. Om dan terug op een of ander pad te komen, om bij B uit te komen. Of om te stranden ergens net voor B.
Het leven is eigenlijk een rommeltje. Honderd dingen gebeuren tegelijk, op allerlei niveaus, op allerlei plekken. Vaak is leven als een chaos van gelijktijdigheid. Als men je zou vragen wat er gebeurt gedurende een uur, dan zou je hopeloos vastlopen als je die gelijktijdigheid zou weergeven. Veel kunstenaars probeerden het al. Je kunt het alleen maar denken, waarschijnlijk.
Een verhaal is er in de tijd. Zoals een zin. In een zin zet je woorden na elkaar, je ordent ze in een lijn, in de tijd. In een verhaal is de onderliggende stroom als die zin in de tijd. En toen, en toen, en toen, en toen.
Gelijktijdigheid, in volheid of in leegte, kan beangstigend zijn. Een verhaal geeft je die wonderlijke illusie dat de dingen gebeuren in een volgorde, in een zin. Uit die honderd dingen, elk moment, kies je telkens dat ene uit dat je voor of na het volgende kunt zetten. En ineens lijkt het of je een lijn kunt zien, een zin, waardoor de dingen zin krijgen.
Ook als je die lijn doorbreekt (“ik ga even terug in de tijd” of “later zou hij inzien dat dit moment zijn leven zou veranderen”) is ze er nog altijd, ergens in je hoofd. Of iemand een goede grap vertelt, of dat je een boek van duizend bladzijden leest, je wilt die lijn in de tijd bij je houden, zo lang het duurt.
Het raakt het diepste van wie je bent als mens. Zo lang het verhaal duurt, kun je geloven dat de dingen een zin hebben, dat ze in een volgorde gebeuren, dat ze ergens naartoe gaan, dat ze de chaos kunnen overwinnen. Als je een uur lang aan de rand van een plein staat te kijken naar de gelijktijdigheid van eindeloos veel dingen, ga je al snel op zoek naar een verhaal. Je ziet iemand voorbij gaan, en je vraagt je af wie die persoon is. Waarom glimlacht hij? Wat zou er in die grote tas zitten? Wat zou er onder dat verband op zijn arm te zien zijn? Zodra je zo begint te kijken, zie je een verhaal, en kun je je die persoon die avond nog steeds herinneren. Je zou het verhaal zelf verder kunnen invullen, je zou een voor en een na kunnen zien, je zou andere mensen kunnen zien die met hem verbonden zijn in dat verhaal. Je zou de tijd zien.
Misschien hebben we als mens niet zozeer een erfzonde, maar wel een erfverdriet. Misschien zijn we ooit ergens alleen gelaten, of altijd alleen geweest. Misschien weet ons lichaam dat, beter dan we zelf met ons hoofd beseffen. Of misschien zijn we diep gekwetst, bewust of ondanks veel goede bedoelingen. Zoals sporen in een landschap die pas zichtbaar worden als het lang droog is en je onder het verdorde gras kunt zien wat er ooit was, daar. De diepe troost die verhalen kunnen bieden heeft daarmee te maken misschien wel. Een verhaal kan je de warme illusie geven dat de dingen goed kunnen komen, dat er een wereld is waar de dingen wel kloppen.
Identiteit is het verhaal dat je over jezelf vertelt. Wie ben je? Misschien ben je iets als een permanent veranderende vlek van eindeloos veel invloeden en bewegingen die allemaal door elkaar heen wriemelen, ook in gelijktijdigheid als het ware. Het is waarschijnlijk een groot menselijk verlangen om jezelf te kunnen waarnemen als een min of meer stabiele eenheid. Dat je van jezelf kunt zeggen waar hier eindigt en daar begint.
In zekere zin doen we het de hele tijd, die hele wirwar bij elkaar harken, via allerlei rituelen en met allerlei instrumenten. Een belangrijk deel daarvan is dat je van jezelf een verhaal maakt. In je hoofd lopen vroeger en nu constant door elkaar heen. Maar als je aan een ander of aan jezelf zou willen vertellen wie je bent, zul je je best doen om een of andere logica te construeren, waarbij je iemand geworden bent als een gevolg van voorgaande stappen. In het verhaal dat je vertelt – en dat je ook elke dag opnieuw moet opbouwen – ben je iemand, niet zomaar een windgat of zo.
Het verdriet kan je overweldigen. Je lichaam heeft de tijd opgespaard. Het kan zijn dat iemand je aanraakt en dat iets je overweldigt, als een vloedgolf van gelijktijdige onkenbaarheid of niet-woord-heid. Misschien blokkeer je, misschien drijf je weg in een angst waar je de bodem van de rivier ineens niet meer voelt. Nadien zul je jezelf proberen terug te halen door er een soort verhaal van te maken. Je probeer wat ongrijpbaar was op te zuigen in woorden en zet die in een volgorde. Toen gebeurde dit, toen gebeurde dat, en toen werd het weer rustig. Door het verhaal begrijp je wat je eerst niet kon begrijpen. Door jouw verhaal zou iemand anders kunnen begrijpen wat jou overkwam.
Misschien hebben veel verhalen iets met dat ‘oer’ te maken. Ze raken iets aan van onze oerangsten. Door naar een verhaal te luisteren kom je soms op plekken in jezelf waar je anders zomaar, zonder begeleiding, niet zou durven komen. Misschien zou je zonder verhalen het leven niet kunnen overleven.
Verhalen zijn verbonden met eindeloos veel andere verhalen. Er is ergens een universum van verhalen, The Sea of Stories. Er zijn rituelen en conventies. Als je naar een film kijkt of een boek leest, kun je het raster zien. Je aanvaardt de magie van het er was eens. Als het goed gedaan is, zie je enkel het verhaal.
En je kunt verlangen, heel erg diep verlangen, naar die zee.
Want ooit kwam je zelf uit de zee, en ooit zul je weer teruggaan. Naar de zee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten