(Wat te zeggen.)
Je bent een klein beetje zenuwachtig, nauwelijks merkbaar, misschien. Straks moet je iets zeggen in het halfrond. Je hebt de vorige dag in je schriftje je woorden voorbereid. Een beetje toch. (Over die laatste zin twijfelde je. Je neemt je voor om dapper te zijn.)
Je kijkt rond. Zoveel vrouwen. Zoveel kracht en wijsheid aanwezig. En jij bent eigenlijk alleen maar een klein jongetje, dat hier misschien wel niets te zoeken heeft.
Er komen twee slimme mensen voor jou. Je luistert. Terwijl is iets in je lichaam alert, niet helemaal hier, en toch ook wel.
De mevrouw met de zachte stem kondigt je heel mooi aan.
(Misschien verwachten ze wel veel te veel van jou, willen ze iets dat groter is dan jouw kleine verhaal.)
Je gaat toch maar achter die microfoon staan. Recht en een beetje wankel tegelijk. (Er is ook nog iets met een man.)
Je vertelt over zonder kinderen. Dingen die mensen zeggen. Dingen die je zelf zegt.
Je zegt iets over die oerkracht die je ook in de zaal voelt.
Je bent een man zonder.
(Iemand verwacht dat je mooie woorden zult brengen. Je weet wel wat je zou willen zeggen, maar misschien zijn de woorden niet mooi genoeg.)
Ik wil liever vrij zijn in mijn verdriet. (Op die zin had je misschien een beetje moeten oefenen. Om die zo achteloos te laten vallen. Hoewel, een beetje gebroken is ook wel goed.)
Dingen die mensen zeggen en die je pijn doen. Je zou iets willen zeggen over dingen die mensen tegen je zeggen die geen pijn doen, die je warm maken.
(Wat doe je jezelf aan? Doe het toch maar, Jean. Die laatste zin.)
Je vertelt over Julia. Niet bepaald traanloos, maar misschien is dat niet zo erg.
(Julia is blij.)
Niet iedereen blijft traanloos, stel je vast.
Het is pauze. Een mevrouw die straks gaat spreken komt naar je toe, ze vraagt of ze je een knuffel mag geven. Je krijgt ook daarna zoveel mooie verhalen te horen. Twee vroedvrouwen. Ze vertellen over warme en koude handen.
(Wat je vertelde, werkt – zoals steeds – als een soort uitgestelde beving in je lichaam. Je ziet de aardlagen. Er is meer dan je besefte. Maar het is goed zo, denk je.)
Na de pauze komt de mevrouw van de knuffel aan het woord. Zwangerschap en geboorte en spiritualiteit. Vanaf de eerste zinnen die ze zegt lopen de tranen. Het heeft iets met wijsheid te maken, met die oerkracht, met iets dat vanzelfsprekend juist lijkt, en groot, en herkenbaar, en ook een wereld waar jij geen deel van bent. Alsof je alles kunt voelen in je lichaam, terwijl je tegelijk een toeschouwer bent, op de tribune.
De voormiddag daalt verder in. De lagen zouden bloot kunnen liggen.
Tijdens de middag hoor je nog mooie verhalen. Nog mensen die je komen bedanken. Terwijl jij vooral dankbaar bent.
Een heel bijzonder gesprek. Het valt een beetje uit de tijd. Alsof je ineens in een nu aan kunt komen, waar je niets uit moet leggen. (Blijkt dat je geheel doorleesbaar bent, je kunt niets verbergen. Maar het is goed zo.) Je hoort mooie verhalen. Ze maken je klein, blijven de dagen daarna door je hoofd gaan. Over verlies en verhalen. Over angst en onkwaadheid. (Je wou nog zoveel vragen.) Je voelt je dankbaar.
Het is een beetje raar dat je moet vertrekken. Het is een beetje raar om weer naar die wereld buiten te gaan waar je moet werken, terwijl je liever de rest van de dag zou kijken naar hoe verhalen bewegen in aardlagen. Dichter bij je zelf. Met de littekens zachter in je huid.
(Julia is bij je.)
(Verhalen blijven bewegen in je huid.)
Een zondag. Tussen duizenden mensen. Je bent blij, en trots. (Je hebt loeiende rugpijn.) En je bent ook droef.
Iemand zal je later zeggen dat het iets van jou is, de droeve kant in de dingen te zien. Misschien heeft hij wel gelijk.
Je begrijpt het zelf niet helemaal. Misschien is het eenvoudig. Julia was bij je.
2 opmerkingen:
En ook de niet gevoerde gesprekken zijn mooi geweest. Bedankt Jan. De oerkracht kwam van jou die dag!
Dankjewel Evi voor je mooie reactie.
Een reactie posten