19 mei 2019

Een heel klein beetje boos

Sommigen denken misschien dat in tijden van oorlog alles geoorloofd is. Dat is niet het geval. En, het zou nog mogen gezegd worden, een verkiezingsperiode is eigenlijk geen oorlog. Het is een feest, denk je, of zou dat moeten zijn. Het is goed dat mensen in discussie gaan, en dat mag best ook hevig zijn. Het is goed dat visies botsen, dat ideeën heen en weer gaan, en dat daarna gezocht wordt naar een goede basis om samen te werken. Dat hoort zo, en daar is niets mis mee.

(Het is niet gemakkelijk, voel je, om op deze plek over politiek te praten. Eigenlijk gaat het daar ook niet over, denk je.)

(Het is tegelijk ook een vaststelling dat die bezigheid, die volgens jou nog altijd een nobele bezigheid is, in de feiten een groot deel van je leven heeft uitgemaakt.)

Misschien kun je er met het ouder worden steeds minder goed tegen. Je voelt hoe je eigen verontwaardiging groeit. Soms zijn je dromen zo groot dat ze pijn doen. En tegelijk kun je er steeds minder goed tegen dat gesprekken over de echt belangrijke dingen, op de echt belangrijke momenten, verlopen met woorden die pijn willen doen, of die iets zeggen over iets anders.

(Misschien is dat je droom: over de grote dingen kunnen praten, met kleine woorden. Maar ook dat is misschien een andere discussie.)

Het gaat eigenlijk niet over politiek, het gaat over mannelijkheid, denk je.

Je leest een tweet van een lijsttrekker van een partij, gericht aan een lijsttrekker van een andere partij. De auteur van de tweet was in een nog niet zo ver verleden staatssecretaris. De bestemmeling van de woordenrij is een parlementslid van een andere partij.

Het ene deel van de tweet is al erg, het andere is dat ook. Er staat: "Die man heeft zelfs nog nooit een wagen bestuurd. En hij wil premier worden? Komaan zeg!"

Zucht.

Zucht.

Zucht.

Er zouden diverse wetenschappelijke disciplines kunnen losgelaten worden op dit stukje tekst. Allerlei interpretaties zijn ongetwijfeld mogelijk. Je neemt er eentje uit.

Het gaat hier blijkbaar over een debat over mannelijkheid, denk je. Tussen de regels zou de boodschap kunnen zijn dat je om een goede premier te worden: (1) blijkbaar best een man bent, (2) bij voorkeur een ‘echte’ man bent. Een echte man heeft minstens een rijbewijs. Een wagen is blijkbaar een soort verlengstuk van echte mannelijkheid. Daarmee kun je laten zien dat je een echte bent.

Het is een vorm van sociale interactie tussen sommige mannen om de ander te willen vernederen door hem te wijzen op zijn lager gehalte aan echte mannelijkheid. (Die vorm van sociale interactie heeft in de loop van de menselijke geschiedenis al een slagveld aan ellende aangericht, maar ook dat is een andere discussie waarschijnlijk.)

Het gebruiken van woorden die aansluiten bij die vorm van sociale interactie kan door sommige mannen gebruikt worden als een soort signaal naar anderen om te bewijzen dat zij zelf wél een echte man zijn. (In de loop van de geschiedenis zijn er heel wat instrumenten en rituelen ontwikkeld die sommige mannen blijkbaar nodig hebben om aan anderen te bewijzen dat zij echte mannen zijn. Diverse Darwinistische analysemodellen kunnen daarop losgelaten worden, denk je.)

Sommige mannen vinden het vanzelfsprekend op die manier zichzelf een beetje uit te vergroten, en ze krijgen daar van anderen (van de verschillende geslachten) soms ook applaus voor.

(Gelukkig zijn er zo eindeloos veel andere mannen die dit soort zielige mannelijkheid niet nodig hebben, denk je.)

Als mannen onder elkaar een beetje onnozel willen doen, dan doen ze maar, denk je. Maar mensen die de eer hebben een publieke functie te mogen uitoefenen zouden zich minstens mogen houden aan elementaire beleefdheidsregels. De mensen die die eer hebben zouden ook hun best mogen doen om hun verlangen om hun mannelijkheid te etaleren onder controle te houden. (Je bent trouwens ook geen echte vent als je hardop zegt dat je het blijkbaar niet abnormaal zou vinden dat je politieke tegenstrever die volgens jou vernederd is zijn polsen zou gaan oversnijden. Met die woorden worden onderhuids misschien ook wel dingen gesuggereerd over mannelijkheid en eer en vernedering.)

Soms zijn mannen vermoeiend. (Dat nog tot daar aan toe. Zielige mannelijkheid is echter vaak helemaal niet grappig, soms zelfs gevaarlijk.)

Gelukkig bestaan er geen echte venten. Als ze al zouden bestaan, hebben ze vooral geen behoefte aan zielige ventigheid om een echte vent te zijn.

Gelukkig ben je zelf nooit geslaagd voor het examen voor echte man. (Echte mannen zouden minstens weten waar dat examen plaatsvindt.)

Gelukkig ken je zoveel mooie mannen die niet hard moeten roepen om iets te bewijzen. Ze maken er het beste van, zijn groot en klein, sterk en kwetsbaar, soms vindend en vaak niet. Ze kunnen ook vloeiend zijn in hun identiteit. Ze willen die niet opleggen aan een ander. Ze hebben niet zo’n schrik van de stilte. Ze zijn soms ook vermoeiend (net als jij) maar dan op een grappige manier. Ze zijn net als iedereen een beetje op de dool in het leven, en dat is niet erg. Ze hebben niet zo’n behoefte om anderen klein te maken om te kunnen geloven dat ze zelf groot zijn. Ze willen niet kwetsen om zelf iemand te kunnen zijn. En ze zoeken via een of ander kanaal geen gemakkelijk applaus op voor de manier waarop ze anderen kwetsen.

(Eigenlijk was je een beetje boos dus. Of zoiets.)

Geen opmerkingen: