18 mei 2019

Traaghuid


Soms maakt de nacht je los. Soms niet. Soms begrijp je waarom. Soms niet. Misschien ben je als het wateroppervlak met een trage groter wordende cirkel.

Je bent gevraagd om te zetelen in het panel. De zinnen netjes in de presentatie. (In je hoofd zijn ze altijd een beetje groter, denk je. Misschien is het goed dat ze even indikken.) Het is mooi, te merken hoe jouw woorden en die van de andere sprekers netjes in elkaar lijken te passen. (Je weet nooit helemaal zeker hoe je woorden zullen vallen, of ze net die plek zullen innemen die goed zou zijn.) Iemand is blij je te zien.

Een bezoek bij een vriendin. Interactieve risotto. En een deskundig oordeel door haar dochter. Iets van een licht verdriet.

De volgende ochtend beslissen om toch maar thuis te werken. Iets met de treinen. (Het is fascinerend hoe klein die achilleshiel kan zijn.) De Franse versie van een tekst bij elkaar knutselen. Als met legoblokjes.

Voor de avondvergadering de trein nemen die niet langs de hoofdstad gaat. Die andere route leest om een of andere reden lekkerder. Tijd dus voor een vers boek.

In de trein terug een houding zoeken waarin je kunt verdwijnen. Soms is je lichaam een beetje hoekig. Soms meer dan soms.

Een andere dag. Het ene knutselwerkje is klaar, het andere dient zich aan. Tussen de twee in heel subtiel proberen andere dingen nuttig te vinden.

(Uitkijken en een beetje zenuwachtig zijn voor iets dat de volgende dag zal komen.)

Een vergadering in een klein glazen hokje met gekleurd glas. Misschien klinken de woorden anders dan.

Voor die avond heb je je vragen netjes op kaartjes geschreven. Zouden ze dan anders klinken dan gewoon op een blad? Je probeert veel mensen in het verhaal te krijgen. (Is misschien ook iets met legoblokjes.) Nadien komt iemand je zeggen dat je een mooie stem hebt. (Beetje verlegen, maar niet laten merken, vanzelfsprekend.)

De lichtschakelaars uitdoen en dan dat stukje in het net niet donker.

Een krampnacht. (Je weet niet waarom.)

Die ochtend klein beetje zenuwachtig (dus) de fiets op. (Er zijn plannen voor de namiddag, maar eigenlijk zou je liever hebben dat de rest van de dag leeg zou zijn.)

Het laatste deurtje naar de zolderkamer is erg laag. Het is er lekker warm. Je probeert iets te vertellen over waar je in je verhaal bent. Het klinkt een beetje hoekig, denk je. Met je kleren hoop je alles achter te laten daar op de bank, of zoiets. Je ligt op de tafel. (Je voelt al dat het weer anders zal zijn dan de vorige keren.) Misschien daal je heel langzaam in jezelf? Tintels, dat is een goed teken. Je probeert elke aanraking langs de binnenkant van je huid mee te volgen. Soms komen er beelden, maar je vraagt jezelf steeds terug te keren. Je kijkt, je ziet. Misschien is een reflex een ingesleten zin. Woorden die ook zouden kunnen overschreven worden. De reflex is soms: niet loslaten. Je vraagt het wel te doen. (Je ziet die onderhandeling.) Misschien is je lichaam nog groter dan je dacht tot nu. (Je wilt haar helpen met dat grote lijf, alsof je te zwaar bent. Je zou zonder zwaartekracht willen zijn. Je zegt dat het na het uit handen geven eigenlijk niet jouw probleem is wat er met dat grote been gebeurt. Dat is een goed plan.) Je kijkt, je ziet. Ergens tussen teleurstelling en compassie. Je ziet waar het verdriet zit, het is wit. Omgedraaid. Vrij. Heel voorzichtig mag het misschien wel. Minder schaamte. (Wat is er met dat bekken?) Weten dat het zal duren, het helpt. Het mag duren, denk je. Je kijkt, je ziet alles.

Nadien probeer je er iets over te vertellen. Je woorden stuiteren. Je hoort je woorden. (Iets over wat je zelf ziet in de spiegel en wat je niet kunt zien door de ogen van een ander.) Het is eigenlijk heel erg goed, zegt ze, je zou vooral blij moeten zijn. Dat ben je ook. (Al die andere verhalen zullen traag gaan liggen in je huid. Misschien ben je al bezig met nieuwe huidherinneringen.)

De hele dag ruik je naar de olie, en het is goed.

In de vooravond op weg met een vriendin. Brievenbus na brievenbus. Het is een ritueel voor jullie twee. Het is verhaaltijd. Je voelt hoe goed het doet, jullie hebben verhaaltijd nodig. Ze zegt iets over helen. Het ontroert je. Ze kiest het bankje om even te rusten, voor ze vertrekt. (Je hoopt dat ze goed thuis komt.)

Een mooi gesprek, in een omgeving die steeds voller lijkt te worden. Je krijgt iets van Mahler, het ontroert je. (Terwijl je vertelt, zie je de leeuw in jezelf.) (Of je gaat staan voor een ander, om iets van de wind op te vangen, om zo een plek te maken die veilig is, of je dat ooit zult gedaan hebben in je leven, het is een vraag die je bezig zal houden, altijd.)

Een andere dag. Verder knutselen. (Als kind was je niet altijd goed in legoknutselen met twee. Nu doe je het wel, met je collega. Het is wel fijn eigenlijk.)

Voor je naar huis gaat nog die nieuwe plaat ophalen die je later op de avond zo zal ontroeren.
Je ziet de vraag van een groot klein meisje. (Je smelt een beetje.)

Onder het dekentje naar die serie kijken. (Die man heeft zo’n bijzondere manier van bewegen, je probeert te begrijpen hoe het in elkaar zit.)

Een andere dag. Een antwoord van een groot klein meisje. Iets over platte basketballen. Hoezo plat? Het is goed.

(Een licht knagende rusteloosheid, ook.)

Er moet nog een struik bijkomen op je terras denk je. Een half uur later staat die er.

De kinderen in het park. En hun circusdromen. (Zoek je iemand?)

Je kijkt van boven naar het spektakel. (Je ziet iemand.)

Geen opmerkingen: