(Langzaam stilvallen. Het voelt goed dat de week bijna rond is.)
De twee studentes aan de andere kant van de tafel giechelen verlegen. Ze hebben een heel lijstje met vragen die ze je willen voorleggen in het interview. Je probeert zo goed mogelijk te antwoorden. Je vraagt hoe zij naar de dingen kijken. (Ze ontroeren je.)
Een andere dag.
Een ochtendgesprek met iemand die je zeer dierbaar is. Het gesprek valt al na enkele minuten in een diepe plooi die tegelijk zo vertrouwd voelt. Haar en jouw verhaal, ze hadden elkaar al geraakt. Soms zie je een verhaal dat je deelt, nog voor je het weet. Je bent dankbaar.
Het is even verwarrend, dat je je lichaam moet overschakelen naar een belangrijke vergadering. Terwijl je over de straat loopt, is het alsof iets van je nog in dat gesprek is gebleven, en in de stilte van net daarna wil blijven.
Je hebt alles netjes voorbereid. Je ziet het gesprek bewegen. (Enkele grapjes. Het is sterker dan jezelf.) Na de vergadering zie je even een moeilijk moment. Je kijkt naar je handen. (Je zou haar een stil plekje willen geven, voor even.)
Een andere dag.
Je zit in het station te wachten, op weer enkele studenten. Ze staan buiten, ergens, zo blijkt. Ze hebben ook een blad met een lange lijst vragen voor het interview. Het gesprek gaat een andere kant uit. Je vraagt of ze kwaad zijn soms, of ze bang zijn soms. Je kijkt naar hun ogen terwijl ze antwoorden.
(Je verlangt naar een leegte.)
Een andere dag. (Er is steeds een andere dag.)
In de trein op weg naar het panelgesprek waar je de inleiding zult geven. Je studeert de rapporten nog een beetje in onderweg. (Je denkt ook aan die trein terug straks die je zeker zou willen halen.) Op weg door de stad zie je hoe je ooit ook op dat voetpad liep. In wat toen een wonderlijk gevoel was, iets gebeurde de eerste keer.
De panelleden zitten op erg circulaire stoelen, ze draaien rond, als je even met je oren flappert.
In de trein terug lees je verder in het boekje. (Iets wringt.)
Thuis wil je nog even rustig zitten in de nacht, voor je gaat slapen.
De volgende ochtend kom je uit een verre droom.
Je laat de doos met snoepjes rondgaan in de vergadering.
Je worstelt jezelf een beetje door de dag. (Een middagdutje zou wonderen doen, denk je.)
Die avond, op weg naar het concert. (Je weet nooit vooraf wat je lichaam zal doen. Alles zal wel goed komen.)
Het doet goed, haar terug te zien. Jullie lopen door de stad, op weg naar die zaal waar je nog nooit eerder kwam. (Soms aarzel je nog een beetje, na al die jaren.)
Jullie staan vooraan bij het podium. (Je schaamt je altijd een beetje, dat je zo groot bent, er staan nog veel mensen achter je, ze willen ook graag alles kunnen zien.)
Het concert trekt je een beetje in twee richtingen. Soms is het zo hard dat je lichaam uit elkaar lijkt te trillen. De bastonen doen de grond wankelen. (Je begrijpt echt niet goed waarom het zo hard moet. Iedereen in de zaal is ongelooflijk geconcentreerd aan het luisteren. En het gaat om de woorden. Je oordoppen zijn als een vorm van genade.) Maar die woorden, en hoe ze daar staat. Het verbluft je. Ze heeft geen schrik van de woorden. Verhalen die schuren. Over verwarrende tijden, over uit elkaar vallen, over verlangen naar de liefde. Je voelt hoe ze naar het laatste nummer gaat, als een verlossing. Je ziet heling. There’s so much peace to be found, in people’s faces.
In de trein terug stuur je nog enkele zinnen naar haar, zinnen mogen niet verloren gaan.
In het thuisstation staan politiemensen met een hond in de gang. Ze halen mensen uit de rij. Jij mag door. (Misschien zie je er dan toch ongevaarlijk uit.)
Middernacht. Heel moe, en weer wil je jezelf nog niet uit handen geven aan de nacht.
De volgende ochtend, je valt in de dag, het is weer vroeg.
De lucht is wonderlijk mooi, terwijl je naar het station fietst.
Een plekje met de kranten en een boek, en een hoofd met dagaarzeling.
Samen met je zus de graven schoonmaken. Twee kerkhoven. Je gaat even dag zeggen bij Fons en Julia. Op het andere kerkhof het graf van je echte grootmoeder, die je nooit kende. Je gaat nog even zoeken naar het graf van die schoolvriend die verongelukte. Wat de tijd doet.
Terug op weg naar huis. Een namiddagdipje, je probeert wakker te blijven. De ene krant is al op, de andere is voor de zondag.
(Langzaam stilvallen.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten