Iemand duikt op in je droom. Je zag haar al zo lang niet meer. Ergens in de dag, zomaar uit het niets, komt een foto voorbij. Iets wachtte.
Je wacht, aan het onthaal. Een gesprek over schoenmaten. En topzwaar zijn. Grote voeten nodig hebben, om niet voorover te vallen.
Op weg na een vergadering. Iets maakt je droef. Terugkerend droef. Je zag iets ooit, je zag dat het telkens terug zou keren. Je wou dat je niet zag wat je zag. Iets keert terug, telkens weer.
Op weg naar de schouwburg. Ze zegt je naam. Iets van dat namen zeggen heb je nooit geleerd, denk je. Iets wacht.
In de schouwburg. Je ziet de liedjes, ze waren er misschien de hele tijd al. En bij het einde van de avond vraagt de vrouw aan de microfoon of iedereen mee op het podium komt. (En je ziet de dingen aan de andere kant.)
Voor ze wegfietst in de nacht zie je nog iets. De verhalen leggen zich mooi neer.
Houdingen zoeken, vruchteloos, waardoor je lichaam netjes in elkaar past als je zit.
Hoe het zal zijn, de volgende dag. Het pakje ligt klaar, de woorden ook.
Die nota waar je al meer dan een week aan bezig bent. In je hoofd zie je hoe de stukjes in elkaar beginnen te passen.
Je ziet ze pas terwijl je ze schrijft, hoe ze elkaar raken, hoe de tekst ontstaat, uit een mogelijkheid.
Een andere avond, weer in de schouwburg. Het orkest. De zanger die zelf ook dirigeert. Het is altijd een beetje wachten, tot de muziek het van je overneemt.
Hoe hij de woorden uitspreekt in het Frans. Het is iets van een andere tijd, denk je, dat naar het nu komt.
En weer sta je op het podium, achteraan. Je ziet het haar van de vrouw met de hobo. Het orkest klinkt hier zo anders.
De tekst is verzonden. De tekst wacht op zichzelf.
Enkele uren later zie je dat er nog een lege plek in de tekst is. Hoewel de tekst helemaal door lijkt te lopen, wacht de tekst nog op iets. Pas als je dat toevoegt, kan de tekst gaan liggen.
De weg op lopen, in het donker. Ergens als in een tunnel is er een plek waar je niet merkt dat je vooruit gaat, alsof de zwaartekracht van het licht wegvalt. Daar is er licht. Heel die tijd was je op weg naar hier, om het cadeau te geven. (En je duizend vragen.)
Dat je hen zo gemist hebt, zeg je. Ik niet, zegt een van hen. Grapje, voegt ze er meteen aan toe.
Een belangwekkend gesprek over de liefde, aan de afwas.
Ik moet vertrekken, zeg je. Moet je echt al vertrekken, vragen ze.
Die desolate weg, een koude nacht. De auto’s die voorbij razen. Hopen dat je de bus zult zien komen.
Verlangen naar warmte.
Door de stad lopen, blij zijn dat er overal mensen te zien zijn.
Het moment voor. Voor je het weer warm begint te krijgen. Een moment dat soms zo lang duurt.
Het moment na. De ochtend nadien. Hoewel het warm was in de nacht is er nog restkoude in je lichaam, zo blijkt.
Je hoort een vraag in je hoofd.
Je denkt aan een plaat die naar je toe zal komen. Je leest een artikel over een plaat die naar je toe zal komen.
Je leest het artikel. Ineens begin je de dingen te zien.
Je denkt terug aan een tekst die je zoveel jaar geleden maakte. Hij is in een plooi van de tijd verdwenen. Het artikel raakt die tekst van toen, denk je ineens.
Je staat op in de trein, maakt je klaar om uit te stappen. De vrouw kijkt je heel lang in de ogen. Ze kijkt door je heen, denk je.
In de vergadering. Je probeert de dingen te zien in je hoofd, wat je zou willen zeggen. En je denkt dat je alleen zou willen kijken, lang kijken.
Op weg naar huis, nadien. Een verdriet loopt met je mee.
De vrouw in de winkel vertelt je dat ze ooit exact het juiste gewicht zal bereiken voor het stuk kaas dat je vraagt. Ze zegt dat je helderziend bent. Jij zegt dat je enkel voorspelbaar bent.
De dingen uit het artikel, ze moeten nog hun weg vinden naar het verhaal dat je gaat vertellen.
Nadat je ze in het verhaal hebt geplakt, kan het gaan liggen.
De plaat komt naar je toe.
Happens to the Heart.
De warmte wacht op je.
2 opmerkingen:
Dank voor prachtig stuk.
Warme groet,
Helga Spits
dankjewel Helga voor je mooie reactie
Een reactie posten