08 maart 2020

De maan

‘Ik had eerst even moeten bellen. Ik kom hier nu zomaar binnenvallen.’
‘Het is goed hoor. Ik ben blij je te zien.’
‘Ja? Het is al zo lang geleden dat ik hier nog was. Ik ben wel blij eigenlijk dat ik deze plek nog eens zie. Ik zag ze alleen nog maar in mijn hoofd. Ik zag de maan, en die deed me naar hier komen.’
‘Ik moet nog heel even de afwas afwerken, als dat niet erg is. Ik was wat later thuis, was deze namiddag naar de film geweest.’
‘Was de film goed?’
‘O ja, ongelooflijk goed. Alles klopte gewoon aan die film. Ik was echt diep ontroerd. Alleen merkte ik weer bij mezelf dat ik redelijk onverdraagzaam word, zodra ik in de zaal zit. Mensen die minuten te laat binnenkomen, en dan nog uitgebreid door de rijen willen schuiven voor dat ene plaatsje. Het is zo storend, en ik kan het niet verdragen. Dat is eigenlijk altijd zo geweest. Ik kijk dan met een beetje verbazing naar mezelf.’
‘Ik begrijp je wel. Of ik weet alleszins hoe het voor jou is, van die keren dat we samen naar de film gingen. Je bent wel grappig dan.’
‘Was het een goede dag voor jou?’
‘Eigenlijk niet. Ik had zo slecht geslapen. Rare dromen. Ik wou niet thuis zijn vandaag, het voelde zo alleen. In de regen gaan wandelen leek me wel een goed idee. Maar het werkte toch niet echt. En toen was het alsof ik naar hier op weg was.’
‘En hier ben je dan. Wat was er met je dromen?’
‘Ik heb ze al een hele week. Ik zit ergens vast, waar ik niet kan bewegen. En er komen de hele tijd mensen binnen die tegen me roepen. Ze zijn kwaad op mij en brullen een hele tijd. En dan gaan ze weer weg. Mijn stem stokt, er komt geen geluid uit, en ik kan me ook niet bewegen. Soms schiet ik dan wakker, midden in zo’n droom. En dan komt die de volgende nacht gewoon weer terug.’
‘Ken je de mensen die staan te roepen?’
‘Ja, ik weet dat ik ze ken, maar toch kan ik hun gezicht niet zien.’
‘Hopelijk ben ik er niet bij?’
‘Nee, dat weet ik wel zeker. Jij hebt dat nooit gedaan. Ik misschien wel tegen jou, maar niet omgekeerd.’
‘Stel je voor dat ik zomaar je droom zou binnenwandelen.’
‘Maar jou zou ik wel herkennen denk ik.’
‘Ik heb ook zo’n droom die altijd terugkomt, maar wel niet nacht na nacht. Die droom over niet weg kunnen uit een huis dat de hele tijd van vorm verandert, waardoor ik alleen maar steeds meer verloren loop. En dan mijn schoenen verliezen. Het is zo’n logische droom, begin ik steeds beter te zien.’
‘Zie je waar het vandaan komt?’
‘Ja, ik denk het wel. En jij?’
‘Ik weet het nog niet zo goed. Ik voel me zo machteloos in die droom. Het is altijd alsof er iets is dat ik niet begrijp. Alsof er tussen mij en de dingen een soort zwart gat is of zo. Er is iets gebeurd, of ik heb iets gedaan, waardoor die mensen kwaad zijn op mij. Alleen weet ik niet wat het is, en weet ik tegelijk dat ik dat niet zal weten. Zo voelt het alleszins.’
‘Wat erg voor jou.’
‘Goh ja, maar nu zit ik hier de hele tijd over mezelf te vertellen. En ik had me nog zo voorgenomen om dat niet te doen. Het ligt aan jou, jij luistert altijd zo goed, en dan voel ik me meteen op mijn gemak of zo.’
‘Ik wil gewoon weten hoe het met je gaat, zoals altijd. Vaak zeg je zo weinig. Dan merk ik wel dat er iets niet goed zit. Maar het blijft ergens achter een scherm of zo.’
‘Dat hoor ik wel vaak. Ik kan er niet aan doen. Ik wou eigenlijk dat het anders was.’
‘Ik ken je al wel ondertussen.’
‘Het beeld dat ik had was dat ik hier gewoon zou binnenkomen en dan hier zou gaan zitten. Stilletjes. Naar de planten kijken. Of met jou naar de televisie kijken. En dan niets zeggen. Dat leek me zo’n fijn gevoel.’
‘Vroeger deed je dat ook soms. Dan kwam je binnen, vroeg of je een stuk van mijn strijk mocht doen of zo. Je vroeg dan of ik een uur of zo niets zou zeggen of vragen. En dan deed ik dat, en dan leek je zo blij naderhand.’
‘Misschien was het nu ook wel zoiets.’
‘Wil je dat ik zwijg?’
‘Dat mag. Als ik gewoon even hier zo mag zitten, dat zou geweldig zijn.’
‘Wil je nog iets?’
‘Ik besefte daarnet dat ik eigenlijk ooit nog wel eens met jou naar de film zou willen gaan. De laatste keer dat we dat samen deden was niet zo goed afgelopen. Ik heb me daar altijd een beetje schuldig over gevoeld. Ik gaf nogal tegengestelde signalen.’
‘Wat je wel vaker deed, eigenlijk.’
‘Ja, dat weet ik.’
‘We zullen nog wel eens samen naar de film gaan, goed?’
‘Ja, dat zou ik wel fijn vinden.’
‘En dan nu hier gewoon zitten?’
‘Ja.’

Geen opmerkingen: