31 maart 2020

Gedachten 14

Zomaar een avondvergadering. Even in de war met het ondertussen normale schrijfritme. Wat ongetwijfeld weer heel gezond is.

Tussendoor denken aan een tekst waaraan je zou moeten beginnen, eigenlijk. Die lichte onrust, net voor je dat uiteindelijk zult doen. Toch minstens een uur lang sudderen, wat zou kunnen lijken op excuses zoeken. Wat dan weer geheel onaanvaardbaar zou zijn in het kader van de zelfopvoeding. En de deadlines.

Ook een klein beetje in de war over een onderzoek dat je normaal volgende week zult krijgen. Toch maar even bellen naar het ziekenhuis. De mevrouw legt je vriendelijk uit dat men het nog niet weet. We zijn nu aan 6 april, zegt ze. Jouw onderzoek is voorzien voor 9 april. Er is daar misschien een ernstigheidscommissie, die dag per dag oordeelt of jouw onderzoek essentieel is. Of zoiets. (Je zegt tegen jezelf dat ze het onderzoek onderzoeken, niet jouw essentieelheid.)

Net dezelfde dag krijg je een vriendschapsonderzoek van de prof die zoveel jaar geleden in het ziekenhuis jouw dossier coördineerde. Een dossier coördineren, dat is iets als netjes alle papieren in hoopjes leggen op een tafel. (Poging tot grapje met jezelf.) Het maakt je eigenlijk een beetje verlegen. Je herinnert je nog hoe je aan haar bureau zat, hoe je een beetje stotterend je – laten we maar zeggen traumatiserende – ervaring in het fertiliteitscentrum probeerde te vertellen.

Soms ben je nogal vloeibaar. Op onbewaakte momenten.

Etta James zingt. Het moet ergens zijn, ergens in je lichaam. Een plek met nissen of mallen, waarin die welbepaalde stem past. Waarna je vloeibare lichaam resoneert. Als herinneringen waarvan je niet wist dat ze er waren, herinneringen die je huid kunnen uitspreiden of zo. (Je zou een beter beeld moeten vinden, denk je.)

Een meisje van twaalf.

Ze komt niet meer terug naar school straks.

De zon schijnt.

Het is koud.

De buurkinderen hebben tekeningen gemaakt. Op de muur onderaan het raam waar je zit te schrijven. Je hoort hun mama ’s avonds ook klappen.

Of je toch niet met de fiets zou gaan volgende week, als je toch naar het ziekenhuis moet, vraag je je tussendoor af. Normaal ga je een stuk met de bus. Of je dan weer drie dagen wit brood moet eten. Iets dat voor jou een straf is, zou voor anderen een geschenk zijn. Wat de kosmos toch weer mooi in balans brengt. (Je had nochtans met jezelf afgesproken dat je er niet meer aan zou denken tot je een of ander bericht had gekregen. Iets met controle.)

Een verjaardagskaartje voor een meisje dat verjaart. Posten op de groei. De groei van de bezorgingstijd met een priorzegel. Een beetje te vroeg dus.

Er ligt een lijstje met namen van verjaardagscadeaus. Misschien moet je een andere titel zoeken voor het lijstje. Cadeaus hebben geen voornamen. Meestal toch niet.

De man met het mondkapje en de sigaret staat weer aan de bushalte te wachten. Sommige dingen zitten precies in een loop.

In de winkel overleg je met jezelf. De chocoladevoorraad mag toch weer een beetje aangevuld worden. Niet echt op de groei, wel een klein beetje.

Etta blijft rustig zingen. Tintels.

Geen opmerkingen: