16 januari 2022

Wat je niet weet


Soms, op een onbewaakt moment, misschien wel in die paar stappen tussen de stoel en de keuken, schuift een verdriet in je lichaam. Het is geen blok die op je valt, het haalt je niet onderuit. Het is er, gewoon, even. Als iets aan de onderkant van je adem.

Niet zo lang daarvoor huppelde je nog door de kamer. En straks zul je dat wel weer doen, misschien. Of morgen.

Misschien is het de stilte van een zondag, die een kleine open plek in de tijd laat. Een welkomplek.

Het is van iedereen, waarschijnlijk.

Misschien waren het die mooie foto’s die je zag. De tranen, de vermoeidheid, hun ogen. Zorg. 

Je wordt zo moe van het lawaai soms, denk je. Misschien is dat het. Was er wel genoeg stilte om te rouwen? (Het klinkt zo groot zo, je zou kleinere woorden willen.) Zoveel doden zijn ongezien, zoveel machteloosheid is ongezien. Iets in die aard. De gedachte zal ook gewoon verdwijnen in de zondag.

Je kijkt naar je handen.

Misschien was het iets anders, iets dat gewoon altijd bij je is. Misschien zijn we allemaal een beetje ontheemd. (Ineens komt het naar je toe, die plekloze plek waar je niet meer naartoe kunt gaan. Niet dat het erg is, niet dat het anders zou kunnen zijn. Het is gewoon, en het laat zich beseffen.)

Je hebt een warm plekje gevonden, in de hoek van de kamer. Daar ben je graag. Je leest in het boek. Het voelt goed, alleen maar in een boek zijn. En toch is er iets in het verhaal, in hoe die mensen in dat boek met elkaar omgaan, dat je triest maakt. Ze worstelen.

(Hoe je jezelf hoort praten in je hoofd. Ik zou dat niet kunnen zo, zoals zij dat doen. Het zou niet werken. Ik zou alleen maar weg willen. Nog liever alleen zijn dan dat. Het gesprek leidt nergens naartoe.)

Je kijkt er gewoon naar, zoals je kijkt naar de wind in de planten op het terras. En het is, en het beweegt wel mee.

Je ziet de vrouw in het programma. Hoe ze praat over haar vader. Je ziet de foto’s. De spullen die ze voorzichtig op de tafel legt. Ze vraagt aan de andere vrouw om die terug te helen. De andere vrouw neemt de dingen in haar handen. Ik zal ze heel voorzichtig schoonmaken, zegt ze, met een zachte borstel, ze zouden anders in mijn handen uit elkaar kunnen vallen, zo breekbaar zijn ze. Ze worden weer heel.

Het gaat ook over vaders en moeders en kinderen, denk je.

Misschien is het dat je niet weet of je genoeg hebt gedaan. Misschien weet je dat wel, en soms weet je dat niet. Dat zou beter kunnen zijn. Hoe de kinderen je zullen herinneren, dat weet je niet. En ook dat is niet zo erg, waarschijnlijk. De rivier neemt dat wel van je over, zeggen de woorden.

Heel zorgvuldig het eten klaarmaken. Heel zorgvuldig de planten water geven.

Er is ook het rouwen dat je kreeg. Je kijkt ernaar. Hoe het beweegt, hoe het kleiner wordt. Wat je leerde over dit nu, dit hier.

Een zondag is ook een oefening in gastvrijheid.

Je denkt iets over zachtheid, en wat je na zult laten, ooit.

Het is mooi hoe de zondag je niet loslaat. Er is geen open plek zonder bos en omgekeerd. De zondag omhelst je, draagt je naar de volgende dag.

Misschien hoef je het niet te weten, hoef je niets te doen.

En dat is goed.

Geen opmerkingen: