28 januari 2022

In zinnen


De nacht leek zo diep. Je komt van ver, in de nieuwe week. (Misschien is het een beetje als uit een zwembad omhoog klimmen over de rand. Een beetje.)

Het ritme zoeken. Varianten van zithouding. (Soms lijk je zo groot en hoekig.)

Een mooi gesprek. (Het gesprek van het huiswerk.) Het blijft nog door je hoofd gaan nadien. (Het is goed dat het tijd vraagt om zich neer te leggen. Er is nog zoveel te begrijpen.)

Soms schuift de dag niet om je heen, soms hapert de tijd, ergens in de namiddag. Tot het weer voorbij gaat.

Een gesprek op afstand. Iemand vindt het lastig. (Wat jou dan weer een beetje rusteloos maakt.) Soms voel je je jong.

In de ochtend door de stad lopen. De meneer in de krantenwinkel lijkt blij je te zien. Lekker stappen, laagjes warmte opstapelen in je huid.

Je maakt alles klaar, voor het seminarie dat je gaat organiseren. Als hoopjes, netjes naast elkaar, op de tafel. Je wacht op het teken. En alles vertrekt. Nu maar wachten.

Je belt nog even, luistert naar stemmen. (Er is altijd die ene seconde, net voor de herkenning.)

Je denkt iets over eenzaamheid.

Vroeg in de dag, op weg naar het station. Alleen de meneer die de straat schoonmaakt is al in de weer. Goedemorgen. (Soms voel je dat je steeds meer zin krijgt om goeiedag te zeggen tegen allerlei mensen die je tegenkomt. Misschien ben je toch ouder aan het worden. Of is het gewoon dat goede voornemen?)

De mensen zitten breed in de trein. (Jij wilt liever smal zijn, klein, en warm.)

Werkgesprekken, het lijkt zo’n eeuwigheid geleden. De poetsmevrouw maakt kennis met je collega. De planten zijn nu helemaal in goede handen.

(Je zoekt iets op over je pensioen. Misschien is dat zorgwekkend, waarschijnlijk niet.)

De mevrouw in de winkel glimlacht wanneer ze je ziet binnenkomen. (Ze doet dat misschien bij iedereen, maar dat hoef je niet te weten.)

Je schuift in de avond. Je lichaam laat iets los. Misschien kun je al beginnen aan dat tekstje voor de volgende dag. Je wacht op de woorden. Die eerste zin staat er meteen. Daarna moet je volgen. (Het gedicht wil je iets zeggen over de liefde, denk je.) En dan stopt het, dat laatste stuk is voor de volgende dag, de dag waarop.

Het overleg in de ochtend. (Je ruikt de gember door het scherm. Dat is wel een fijne gedachte.) Het maakt je gelukkig. Je zou niet helemaal kunnen uitleggen waarom.

De nog ontbrekende woorden komen. Toen je de uil zag, vielen de stukken ergens in elkaar, hoewel je de woorden, de zinnen nog niet zag. Wel de lege plek waar ze zouden komen, en hoe ze zouden voelen.

(Het voornemen om zachtheid in de wereld te brengen af en toe, wanneer je handen het toelaten.)

De vergadering wringt tegen, in jou. Of misschien ben jij het. (Nadien probeer je te ontrafelen wat het is.)

(Iets over warm water. Mmm.)

In het webinar zie je de president. Je hoorde zijn stem nog niet zo vaak. Je had die lager verwacht, denk je.

Het gesprek in de avond raakt je. Hier zijn we, denk je. (Het is alsof je iets ziet van de tijd die komt.)

(Je hebt het gedicht zomaar losgelaten, besef je in de nacht. Tegen dat je groot bent, zal het misschien wel lukken.)

Je begint vroeg. (Buiten komt het licht elke dag een beetje dichter, het mag.)

De kaartjes schrijven en wegbrengen naar het postkantoor. (Soms is de wereld ingewikkeld. Het verjaardagsbeleid gaat rustig verder.)

Een fijne middagafspraak. Je bent blij hem te zien.

De nota die je nog te maken had. (Je wilt hem liever uit je systeem hebben, denk je.)

De dagen zijn voorbij gegaan. (Je weet nog altijd niet hoe oud je bent en of je al iets meer hebt begrepen over de liefde. Dat is niet erg.)

Geen opmerkingen: