14 mei 2022

De vragen en het omwoelen


De vrouw komt je interviewen. Ze stelt al haar apparatuur op. Dat heb je dus allemaal nodig voor een podcast, denk je.

Het is rustig. Ze vertelt over de baby in haar buik. Het ontroert je.

Vooraf had je nog getwijfeld, of je het nog eens wilde doen. De verhalen over de kinderen, die er niet zijn.

Je denkt dat je naar een bepaald stuk van je stem moet gaan, om goed te kunnen antwoorden. Je stem moet traag aanvoelen, of zoiets. (En als ze daar is, klinkt ze soms al een klein beetje aanvaardbaar. Soms kun je zien hoe je zou willen dat je stem zou klinken. Misschien voel je je veilig als je op die plek van je stem bent.)

Ze heeft een lange lijst vragen in haar schriftje geschreven. Ze komen allemaal aan bod.

(Je probeert alleen daar te zijn, in die stem.)

Je probeert iets uit te leggen over waar je volgens jou geen recht op hebt.

(Je probeert te kijken naar hoe je lichaam reageert op wat je zegt. Misschien kun je zo iets begrijpen.)

De vragen zijn een uitnodiging, om telkens weer opnieuw te formuleren, en zo misschien iets te begrijpen. De woorden brengen je terug, en vooruit tegelijk.

Het is raar, hoe het werkt. Van sommige antwoorden weet je al ongeveer wat je zult zeggen, en toch is het alsof je je antwoord elke keer voor het eerst hoort.

(Ineens zie je die woorden, zie je die zin, voor je op de tafel. De woorden zijn er. Soms is het alsof je zo ineens ziet wat misschien voor de woorden wilde blijven, onverwoord. Soms is het alsof de woorden maken dat je er voorbij bent, dat iets achter je ligt.)

Misschien zocht je dat. In het elke keer opnieuw zoeken naar antwoorden op steeds min of meer dezelfde vragen, in dat telkens opnieuw herformuleren, maak je iets van jezelf. (Je bent het verhaal dat je over jezelf vertelt. Als het verhaal zachter en ronder wordt op bepaalde punten, zal dat misschien ook gebeuren met jezelf.)

Verhalen vertellen over de plekken waar je week bent, het lijkt soms alsof je zo de man tekent die je zult zijn, later. Misschien kunnen de verhalen je weg maken, kun je jezelf zo beschermen tegen wat anders zou kunnen komen, en waartegen je weerloos zou zijn. Je weet het niet.

Het is een geschenk, denk je, zo’n mooi traag gesprek.

Je vertelt over de kinderen die er wel zijn in je leven. Hoe belangrijk ze voor je zijn. (Hoe je altijd zult denken dat zij belangrijker zijn voor jou dan omgekeerd.)

(Je probeert dingen te vertellen die je eerder niet vertelde. Wanneer je de dingen tot in de woorden brengt, worden ze kleiner, denk je, kunnen ze je niet meer overnemen, of zoiets. De woorden nemen de macht van het zwijgen weg.)

En naast dat alles doet het ook pijn, is het zo naakt.

Je bent blij voor haar, voor het kind dat binnenkort in de wereld zal komen.

Ze vertrekt weer. Je kijkt haar na, terwijl ze over het plein loopt.

(Je moet even naar buiten, iets werelds doen. Je brengt je fiets weg. Het is tijd voor nieuwe remblokjes, denk je. Je vraagt het voorzichtig aan de man, of het zo is dat ze moeten vervangen worden. Hij zegt dat je er heel goed aan gedaan hebt om op tijd te komen. Je loopt terug naar huis, de dingen lijken overzichtelijk.)

Was het helend of omwoelend, vraagt een voormalige geliefde je later. Het is een goede vraag, besef je. Allebei, denk je.

Nadat je weer thuis bent, komen de dingen in trage golven over je heen. Het gaat zo door, de rest van de avond en de nacht.

Beelden die voor het eerst zo helder lijken. Momenten die je na al die jaren nog steeds kunt aanraken.

Of het eenzaam is, met die vragen omgaan, had ze gevraagd. Ja, denk je. Al troost het ook dat de woorden er zijn en dat je die kunt delen. Het is zachter eenzaam, misschien.

En je ziet het ineens zo duidelijk. Het kind waar je naar verlangde, is misschien ook een klein beetje het kind dat je zelf niet was. Je ziet in je gesloten ogen hoe het dat kind is dat je vastneemt en dicht bij je houdt. Je zit op de rand van het bed naar dat kind te kijken, slapend, en jij waakt. Je aait even over zijn haar, en fluistert dat het veilig is, dat jij er bent, dat er geen monsters zijn. Het kind slaapt zo vredig. Jij bent hier, in dit nu.

Hoe je jezelf als vader zou zien, zoiets had ze ook gevraagd. (Er zijn kortsluitingsvragen.) Het is gemakkelijker om te zeggen wat anderen over jou zeggen, over de vader die je zou zijn geweest. Er is een lege plek, waar nooit een antwoord van jou zal kunnen komen.

Of je iets van de brief aan je kind zou willen voorlezen, vraagt ze. En je schrikt van de woorden die je zelf, jaren geleden hebt geschreven. Hoe sommige dingen niet zijn veranderd, en dat dat goed is.

Het legt zich langzaam neer in je lichaam, in de loop van de volgende dagen. Het mag.

Geen opmerkingen: