29 mei 2022

En de wind nog


‘Ja, dit is goed, deze plek.’
‘Is het stil en leeg genoeg?’
‘Ja, helemaal. Ik droomde van een plek waar alles wat we deden of zegden ontrafeld zou zijn. Ik weet even geen beter woord. Dat iets alleen maar zichzelf is, niet tegelijk nog iets anders. En dat je de dingen dan ook helemaal uit elkaar zou kunnen leggen of zo.’
‘Dat is iets dat altijd terugkomt bij jou, dat verlangen.’
‘Ik herhaal mezelf, ik weet het. Sorry. Al voelt het wel al heel anders dan het was.’
‘Was er iets gebeurd dan?’
‘Goh, ik weet het niet zo goed eigenlijk. Misschien wel. Heb jij dat ook, dat je altijd even moet kijken in de spiegel, eer iets in je hoofd zegt dat jij het bent?’
‘Ja, soms wel. Als ik kan, kijk ik sowieso niet te veel naar mezelf in de spiegel.’
‘Bij mij duurt het altijd even, maar ik heb mezelf aangeleerd om wat ik zie te verbinden met wie ik ben. Iets als: dat zal ik dus wel zijn, blijkbaar. Maar gisteren was het alsof dat ineens niet meer lukte. Ik keek in de spiegel en ik wist totaal niet wie ik zag. En het veranderde niet. Het beeld schoof niet op zijn plaats of zo.’
‘Dat overkomt me eigenlijk nooit. En wat heb je dan gedaan?’
‘Niets eigenlijk. Ik was een klein beetje bang. Ik heb het licht weer uit gedaan en ben vertrokken. Ik dacht dat het wel gewoon weer over zou gaan. En dat was ook zo.’
‘En was het vandaag weer helemaal in orde?’
‘Vandaag was het weer goed, ja.’
‘Ik ben wel blij dat jij nu niet iemand anders bent. Stel je voor.’
‘Ja, stel je voor. En dat je daar dan na een tijdje achter zou komen.’
‘Ik ken je al wel langer dan vandaag. Ik zie je wel bewegen altijd. En ik denk dat dat voor iedereen wel een beetje zo is. Ik denk dat je niet zozeer één punt bent, maar veeleer een soort zone of zo. Misschien moet je elke keer opnieuw scherpstellen in je lens en is dat iets dat je de hele tijd doet.’
‘Een onscherp beeld van iets dat beweegt is dan als het ware de nulpositie?’
‘Ja, zoiets. En misschien zat je gisteren wat aan de rand van je vlek, waardoor je het beeld niet naar je toe kon halen.’
‘We zijn vlekken. Dat is wel een mooie gedachte.’
‘Deze plek heeft wel iets met vlekken, maar dat is een ander verhaal.’
‘Als zoiets me vroeger overkwam, schoot ik meteen in paniek. Dan was ik bang dat ik niet meer terug zou kunnen keren, denk ik. Dat heb ik mezelf wel aangeleerd, erop vertrouwen dat ik wel gewoon terug in beeld zal komen. Terug in het venster als het ware.’
‘Het is iets anders, maar het lijkt er misschien een beetje op. Soms heb ik ineens het gevoel dat de tijd in mijn hoofd niet samenvalt met de tijd in mijn lichaam. Soms is dat gewoon een mooie manier van zeggen dat je lichaam soms veel ouder aanvoelt dan je in je hoofd bent.’
‘En kom je dan snel weer terug?’
‘Ik denk dat het niet echt terug is, meer iets van ergens tussen de twee in. Soms voelt dat goed, soms is dat droef. En, nu ik erover nadenk, dat heb ik soms ook wel eens als ik mezelf in de spiegel zie. Het is niet dat ik iemand anders zie, wel dat ik een andere versie van mezelf zie.’
‘Dat is wel fijn aan mensen lang kennen. Je ziet hoe ze heel langzaam veranderen, en toch ook zichzelf blijven. Zo kan ik je nooit verliezen onderweg, toch niet zoals ik mezelf zou kunnen verliezen.’
‘Jij kunt het wel altijd goed uitleggen.’
‘Het is een gave.’
‘Ja ja.’
‘Ik ben nog een beeld aan het zoeken, in woorden. Je bent – en dat is in het algemeen zo, denk ik – het verhaal dat je over jezelf vertelt. Identiteit is meer fluïde dan we soms willen denken. En op heel veel momenten, als je ergens jezelf ziet of tegenkomt, of net niet ziet, kan het zijn dat de woorden in de zin van je verhaal in de verkeerde volgorde staan. En dan moet je telkens opnieuw die woorden goed zetten, tot er een zin uitkomt die klopt. En af en toe is het alsof die woorden dan ook nog eens ineens in een vreemde taal zijn.’
‘Gelukkig ben jij een fan van vreemde talen.’
‘Dat is wel een mooie gedachte.’
‘Daar hadden we dus deze plek voor nodig.’
‘Ja.’

Geen opmerkingen: