27 mei 2022

Ze raken elkaar


Je loopt naar het station, de werkdag zit erop. De vooravond van een lang weekend. Je bent moe, je zou eigenlijk een beetje willen verdwijnen in een lege beweging. Je hoopt stiekem op een lege trein, zodat je gewoon een beetje voor je uit kunt kijken.

Net voor je vertrok, kreeg je goed nieuws van een dierbaar familielid. Na al die tijd is er eindelijk een beetje goed nieuws. De deur naar het leven blijft nog een tijd open. Het voelt bijna als een kleine anticlimax, alsof je je er niet op had voorbereid.

Terwijl je het zebrapad oversteekt, voel je de irritatie van de chauffeur in zijn dikke SUV. Je kijkt hem recht in de ogen. Hij had waarschijnlijk liever gehad dat je dat niet had gedaan, zodat hij je op het zebrapad toch nog voorbij had kunnen rijden. Een voetganger is een object dat in de weg loopt.

Die middag had je het levensverhaal van de poetsmeneer gehoord. Het kwam er in een geut uit, hij bleef maar vertellen. Het verhaal ontroerde je. Hoe hij over zijn kinderen vertelde, hoe hij voor hen gevochten had. Hoe blij hij was dat het nu allemaal goed ging.

De trein komt aan in het station. Leeg zijn de wagons niet. De jonge vrouw die vol smaak haar appel eet en sierlijk aan kwam wandelen, stapt net voor je in de trein. Het publiek is gemengd, of met andere woorden: er zijn ook niet-pendelaars op. Die maken meer lawaai.

De bank achter je zit een trosje gepensioneerden. Ze komen terug van een daguitstap en praten de hele tijd verder. Zodra een van hen een gaatje laat vallen in een zin, pikt een andere in, zo lijkt het wel. Het is een kunst, zo de hele tijd doorpraten. Dus geen stille trein, met alleen wat kijken en de kranten.

De conducteur is goed gezind en doet zijn best om opgewekt te klinken in de luidsprekers. De vrouw heeft haar appel op. De man tegenover je steekt een blik babyvoeding in zijn tas. De vrouw naast je lijkt moe, misschien had ze ook stiekem gehoopt op een stille trein.

Na enkele stations begint de trein te vertragen. Er is een signaal. De conducteur loopt door de wagon naar voor, spreekt terwijl met de chauffeur. Je hoort hem nog net ‘oei’ zeggen, voor hij de deur sluit. De trein stopt.

De conducteur kondigt aan dat er een ongeluk is gebeurd met een trein net daarvoor. Iemand is onder de trein gesprongen. Het moet net gebeurd zijn. Buiten hoor je sirenes. Iemand is niet meer in dit leven. De conducteur wacht verdere instructies af.

Mensen beginnen een beetje rusteloos berichtjes in te tikken op hun telefoon, of spreken op gedempte toon met iemand aan de andere kant. De ouderen op de bank achter je praten de hele tijd door. Ze vragen zich af of ze wel snel alle informatie zullen krijgen en snel een andere trein.

Je probeert wat te lezen in de kranten. Zwijg even alsjeblieft, zou je willen zeggen aan de mensen achter je. Er is iemand gestorven. Je doet het niet. Het is ook hun trein. Ze hadden zich hun dagje uit waarschijnlijk ook anders voorgesteld. En toch, denk je, zwijg gewoon even.

De conducteur doet zijn best om regelmatig de informatie die hij heeft door te geven. De trein zal zo snel mogelijk in omgekeerde richting terug naar Brussel rijden. Hij hoopt dat dezelfde trein daarna met een omweg toch naar de voorziene bestemming zal kunnen rijden.

Ergens is er een verhaal dat aan dit moment is voorafgegaan, denk je. Een verhaal van een lijden dat mogelijk niet meer te dragen was. Alleen de dood kon iets doen, misschien. Je zou willen dat er ergens tussen die mensen rondom je een lege plek zou zijn waar dat verhaal zou kunnen rusten.

De mensen achter je hebben het over hun vegan kleindochters. Ze hebben er natuurlijk niets tegen, maar ze vinden het toch wel vervelend, en raar, eigenlijk. Waarom moet dat allemaal, en waarom zouden ze zelf iets moeten veranderen.

Ondertussen is de trein weer in Brussel aangekomen. Hij zal niet meer opnieuw vertrekken, het is aangewezen een andere trein te nemen. Een ondertussen grote groep gepensioneerden staat zuchtend op het perron. Ze geven commentaar op alles wat zogenaamd weer ‘typisch’ is.

Ze haasten zich naar een ander perron, waar er een trein naar Leuven gesignaleerd is. Jij blijft op het perron staan, je wilt even alleen zijn. Je merkt aan alles dat op dat moment eindeloos veel mensen alles doen wat ze kunnen om iedereen toch thuis te krijgen. Ze verdienen al dat gezeur niet.

Iemand zal niet meer thuis komen. Iemand zat vooraan in de trein aan het stuur en zag het gebeuren en kon niets doen. Iemand moet het lichaam straks met zachtheid meenemen. Zoveel mensen hebben het mogelijk ook zien gebeuren voor hun ogen, konden niets doen. Even stilte zou toch moeten kunnen.

De trein die je zult nemen komt eraan. Je zoekt een plekje. Je legt de kranten op je schoot, maar eigenlijk wil je niet lezen. Je hoopt dat deze trein wel stil zal zijn. Quod non. De vrouw naast je onderbreekt haar telefoon niet om haar ticket te tonen, en zal de hele rit ononderbroken luid praten tegen haar vriend.

Het heeft iets wezenloos tragisch. Dat ene leven, dat mogelijk in een tunnel zat, en enkel naar de dood kon leiden, heeft in dat ene moment de avond van waarschijnlijk duizenden mensen veranderd. Je zou het kunnen verdragen, dat de conducteur een moment van stilte vraagt. Dat gebeurt niet.

Het is alsof de trein zelf wel een zekere deemoed uitstraalt. Je voelt het, wanneer je uitstapt op je bestemming. De trein zwijgt. Je hoopt dat je snel voorbij de mensenmassa zult zijn, je wilt alleen zijn, traag naar huis lopen.

Bij de aankondigingsschermen staan mensen met een gefronst voorhoofd te kijken. Zij willen ook gewoon naar huis. Misschien willen ze zelf aan hun geliefde kunnen vertellen dat er nieuw leven op komst is. Ze raken elkaar. Leven en dood. De trein herinnert zich alle verhalen, in stilte.

Geen opmerkingen: