Wat de tijd doet met een familie en een land. Hoe wie eerst – en dat ook vanzelfsprekend vond – in het centrum van het privilege zat kan opschuiven naar de rand. Wat je ziet en niet wilt zien. Hoe je omgaat met het gewicht van het onrecht en hoe een toekomst zich als een belofte aandient. Wat het doet als je alleen maar sommige stemmen hoort. Het komt allemaal aan bod in de indrukwekkend goede roman The Promise (vertaald als De belofte) van de Zuid-Afrikaanse auteur Damon Galgut. Het boek kreeg in 2021 de Booker Prize, en dat is meer dan terecht. Het is het verhaal van een witte familie in een Zuid-Afrika dat moeizaam beweegt van apartheid over hoop en belofte naar teleurstelling. Het boek zelf beweegt ook tussen rauw, grotesk, satirisch en komisch, tussen leven en dood, tussen mens en dier. Vooral de manier waarop het boek verteld wordt, maakt diepe indruk.
In het boek volgen we de witte familie met de naam Swart, in een periode tussen ongeveer 1986 en 2018. Het boek bestaat uit vier delen, bijna als vier bedrijven van een toneelstuk, met telkens enkele jaren ertussen. Elk deel is opgehangen aan de begrafenis van een van de familieleden. In het eerste deel zijn we in de nadagen van Botha, in het tweede is Mandela president, in het derde Mbeki en in het vierde zijn de dagen van Zuma geteld. De familie Swart heeft roots in Nederland en woont op een boerderij in de buurt van Pretoria. Naast de vader (Manie) en de moeder (Rachel) zijn er de kinderen Anton, Astrid en Amor. In het eerste deel sterft de moeder na een lange ziekte. Ze is op het einde van haar leven teruggekeerd naar het joodse geloof van haar jeugd, wat bij haar uitvaart allerlei tegelijk bittere en hilarische complicaties geeft. Voor ze stierf, heeft Rachel gezegd dat ze wilde dat het stukje grond en het huis daarop waarin de zwarte huishoudhulp Salomé woont aan die zwarte vrouw zou moeten gegeven worden. Manie belooft dat hij dat inderdaad zal doen, maar al snel nadat Rachel is begraven laat hij die belofte vallen. Amor, de jongste van de drie kinderen, heeft de vraag en de belofte gehoord en zal de volgende jaren blijven aandringen op het uitvoeren ervan.
Anton is bij het begin van het boek in militaire dienst en is nog erg onder de indruk van iets dat hij zelf heeft gedaan wanneer hij bij de begrafenis van zijn moeder aankomt. Hij zal daarna weggaan uit het leger en zal jarenlang op de dool zijn tot hij terugkeert naar de boerderij. In volle apartheid zou hij waarschijnlijk op basis van zijn privilege een mooi leven met status hebben gehad, maar de tijden zijn ondertussen veranderd. Astrid worstelt met een eetprobleem en probeert dichter bij een leven van luxe en macht te komen en gaat ondertussen nogal soepel om met haar huwelijkstrouw. Amor heeft geen aanleg voor opportunisme en verdwijnt al snel van de boerderij. Ver weg van haar familie bouwt ze haar eigen leven uit, zorgend voor andere mensen. Ze voelt het gewicht van de belofte van haar moeder, leidt een leven dat bijna een soort boetedoening is. Zij houdt als enige contact met Salomé.
Naast de familieleden zijn er nog allerlei andere personages die mee op het toneel komen. Zo zijn er de voorgangers van de verschillende geloofsgemeenschappen en een yogaleraar, groteske figuren die tegelijk akelige symbolen van knechtende of verdelende machtsstructuren zijn. Er zijn incompetente en corrupte politiemensen. Er zijn kleurrijke begrafenisondernemers. Er is een dakloze die een plekje aan de kerk heeft gevonden. Er is de dode Rachel die nog even door het heden dwaalt. Er zijn jakhalzen die hun terrein verkennen.
Het boek gaat in de eerste plaats over wat de tijd met een familie doet. Hoe familieleden uit elkaar worden geduwd. Hoe ze veranderen, of net niet, ook al verandert hun omgeving heel sterk. Hoe ze blijven leven in hun oude overtuigingen en schema’s of hoe ze met iets meer afstand naar zichzelf kunnen kijken en beseffen dat de wereld waarin ze opgroeiden er niet meer is. In elk deel is het veranderende Zuid-Afrika op de achtergrond aanwezig. De taal verandert, net als de omgeving. Je voelt hoe de sfeer verandert. De grote hoop van het einde van de apartheid gaat over in idealen van een nieuwe maatschappij, maar de werkelijkheid is weerbarstig en ontnuchterend. Het boek begint nogal symbolisch met het enige familielid van de vijf dat aan het einde nog in leven zal zijn. Op dat moment lijkt een tijdperk afgerond te zijn en kondigt een open en nog onbestemde toekomst zich aan.
De grote kracht van het boek wordt in belangrijke mate uitgemaakt door de heel bijzondere vorm. Niet alleen dat kader van de vier begrafenissen (met ook vier verschillende manieren van sterven) is bijzonder, vooral de vertelvorm valt op. De verteller beweegt heel vloeiend en verschuift het perspectief van het ene naar het andere personage. Soms neemt de verteller afstand, spreekt de lezer rechtstreeks aan, en lijkt zo te benadrukken dat we aan het kijken zijn naar een literair werk, met codes en conventies. In allerlei kleine observaties of uitspraken van personages komt de complexe realiteit van het land in alle scherpte binnen. De verteller heeft ook toegang tot de duistere gedachten van de personages. Soms antwoordt de verteller op een gedachte of uitspraak van een van de personages, als in een dialoog. Binnen een paragraaf kan een perspectief veranderen van de ene naar de andere. Bijna onopvallend kan er tussen de ene en de andere paragraaf een sprong gemaakt worden in de tijd of de ruimte. Het is zeer ingenieus en het geeft een heel bijzondere kracht aan het boek.
De vertelvorm bevestigt daarmee dat we als lezer met een literair werk te maken hebben, niet met een documentaire of een boek dat in de eerste plaats de historische evolutie in beeld zou willen brengen. Na een tijd merk je dat je vooral sommige stemmen hoort en andere niet. Zo valt het op dat je Salomé niet hoort. Zij zwijgt en wacht, jarenlang. Vanuit het perspectief van de witte man uit de apartheid zou dat niet eens opvallen. Het is de veronderstelde orde der dingen, ook al verandert de maatschappij. Voor wie vanuit het nu kijkt is de pijnlijke stilte van dat wat we niet op het toneel van het boek zien veel indringender. Het personage van Amor heeft in dat alles een bijzondere plaats. Ze lijkt soms iets mythisch te hebben, ze raakt aan een andere werkelijkheid. Ze lijkt zich terug te trekken in een soort vrijwillige ballingschap, wil zich niet verbinden met het universum van de boerderij en de familie. Ze wil in zekere zin zichzelf uitschakelen om te buigen voor de erfzonden van de tijd en om er alleen nog te zijn voor wie gehavend in de marge geduwd wordt. Maar in dat alles is zijn ook zwijgend. Is de brug die ze probeert te maken naar Salomé ingegeven door het verlangen om het eigen geweten te sussen? Heeft ze inzicht in de blinde vlekken van haar privileges? Of maakt ze echt ruimte voor een soort rommelig nulpunt van waaruit iets nieuws kan beginnen? De tijd en menselijk onvermogen en lafheid waren genadeloos voor de belofte die ooit aan Salomé is gedaan en voor de belofte op een glorieuze toekomst voor een verscheurd land. De vaststelling is pijnlijk. En daarna kun je alleen maar verder gaan.
The Promise is een heel bijzonder boek. Al bij het lezen wil je regelmatig uitroepen hoe goed het geschreven is. Na de laatste bladzijde zie je pas echt hoe geweldig het geheel in elkaar zit. Het is mooi dat het boek er daardoor in slaagt om tegelijk een redelijk genadeloze en toch ook empathische beschrijving te geven van het menselijk tekort én een trefzekere satire te zijn op een werkelijkheid die complex en wrang is. Woew, wat een boek…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten