13 augustus 2022

De verhalen, altijd weer


Je schuift door de dagen, de dagen nemen je mee.

’s Morgens vroeg opstaan, alsof het een werkweek was. De ramen open. De koelte die beweegt door het huis. Je kijkt.

Je krijgt een bericht. Iemand is weer terug hier, van over de zee. Je bent blij.

Het blijven, wat weet je over het blijven?

Het plekje in de trein omhult je. De beweging herinnert je aan het verlangen naar dit zacht verdwijnen.
Je hebt nog een trui aan, zegt ze, wanneer je bij haar aanbelt. O ja, zeg je. (Het heeft iets met de zon te maken. En ook met hoe die ene trui je omhult, nog eens dat woord.)

Het is goed bij haar te zijn. (Je herinnert je ineens weer hoe het was, toen je haar leerde kennen, een leven geleden.) De verhalen hebben tijd, mogen zich rustig neerleggen.

Later zoeken jullie een plekje in een schaduw. Je ziet iets van de tijd.

De mensen in de trein lijken zo zonnig.

Een andere dag. De meneer komt kijken naar de vochtplek in je muur. (Hem contacteren was een nuttig ding.) Hij bekijkt alles, en zegt dat hij je niet zal kunnen helpen. Je zou contact moeten opnemen met de aannemer die het werk heeft uitgevoerd, zoveel jaar geleden. (Telt dat dan als een ander nuttig ding? Of is dit nuttig ding één en ondeelbaar.)

Het is fijn bij te praten met een vriend. (Je was ook toe aan wat gember, stel je vast.) Tussendoor kun je kijken naar wat er beweegt.

Een andere dag. Dat ene stukje van de keukenkast leegmaken. Zo vaak leek het alsof de dingen daar, waarvan je wist dat je er toch niets mee zou doen, je telkens verwijtend aankeken. Je maakt alles leeg. Het voelt als adem.

Je fietst naar een dierbare vriendin. Je bent te vroeg, zoals steeds. Ze vertelt je alles over de tuin. Het is iets als een zacht ritueel, al jaren. De tuin laten zien, alle dingen die bewegen. Het raakt je telkens, maakt je ook een beetje klein, het is goed. En de verhalen. Je voelt traag.

Terug thuis voor de grote warmte. En iets over blijven.

(De bezoekjes, ze ontroeren je telkens opnieuw, meer dan je verwacht had. Het is goed.)

De nacht. Je ligt te denken aan het stuk dat je de volgende dag zou moeten schrijven. Het onderwerp moet naar je toe komen. De dingen die door je hoofd gaan, schuiven weer van je af. Je weet dat je daarover niet moet schrijven dit keer. Het zou iets anders moeten zijn. (Het moet een beetje pijn doen, denk je.) Het komt niet, het maakt je rusteloos.

De volgende ochtend. Je lichaam voelt een beetje ingedeukt. Het is tijd om te schrijven, denk je. Er zou iets mogen komen, denk je. Iets komt. En zoals gewoonlijk voel je dat je niet wilt schrijven over wat zich aandiende, wat wil zeggen dat je daarover moet schrijven. Je hebt al schrik van dat ene stuk van de tekst dat je zult moeten schrijven. Maar het is tijd, denk je, om de woorden gewoon hun weg te laten gaan. Waardoor iets achter je zal liggen, waardoor het macht en schaamte zou kunnen verliezen. Je schrijft geduldig verder, in een lange beweging. (Andermaal zal ook deze tekst niet heel bijzonder zijn, geen potten breken. Maar dit is goed voor jou, denk je. Of zoiets.)

Terwijl je wacht op de trein krijg je bericht van iemand die je dierbaar is. Ze was al de hele ochtend in je gedachten. Ze zegt dat iemand niet meer in dit leven is. Het zou komen, dat was geweten, maar het maakt je toch stil. Je kijkt naar je handen.

Je loopt nog even langs het werk, voor je naar je afspraak gaat. Even dag zeggen aan een collega, even zitten, iets zeggen aan de planten, en dan weer verder. Het gesprek is aangenaam, het beweegt heen en weer tussen de vier mensen aan de tafel. Het geeft je vertrouwen.

Je bent ondertussen al volop in het laatste seizoen van de serie die je volgt. Grote verhalen, grote emoties, en het ontroert je te zien hoe alles voorzichtig en mooi wordt neergelegd.

Een andere dag. Je neemt een vroege trein, laat je omringen door het plekje. Je kijkt naar het landschap. Je leest verder. Wat is dat boek goed.

Het is een mooi gesprek. De verhalen die je elk jaar verder vertelt, verder aftast. De dingen die je niet weet. En de tijd die gaat. Jullie zoeken een plekje in een schaduw.

De mensen op het perron zien er zonnig uit. Je kijkt naar hoe ze bewegen, hoe ze naar elkaar kijken.

Je weet niet zeker of die ene plant op je terras het zal halen. Het maakt je verdrietig.

Een afspraak in het park, je vrienden zijn daar. Om een of andere reden moet je elk jaar een kleine drempel over om te gaan. (Iets met: op dat moment dat alles niet zomaar dichtbij willen laten komen. Iets met: iets dat moe is in jou, en nog even wil rusten.) En zoals elk jaar stel je vast dat je blijft praten en eindeloos lang bezig bent met weggaan. Verhalen. (Je ziet hen graag, dat zal het zijn.)

De volgende dag. Een volgende stap voor de vochtplek. (Nog niet helemaal zeker wat de uitkomst is van de nuttigheidsvraag.) 

Hoog tijd om op zoek te gaan naar een cadeautje voor je maatje. Hij is binnenkort weer thuis, je kijkt ernaar uit om hem weer te zien.

De laatste afleveringen van de serie. Zo eindeloos mooi. (Wat het met je deed, de hele tijd. Het beweegt nog door je lichaam, in allerlei bewegingen. Je weet nog niet helemaal zeker wat alles zou willen zeggen. Je kijkt.)
 

Geen opmerkingen: