04 augustus 2022

Ruth & Pen


Wat doe je met al dat verdriet? Al dat onvervuld verlangen? Hoe drijf je weg van elkaar in pijn? Hoe kan de liefde kantelen? Of toch niet. Het kan allemaal gebeuren in een enkele dag. In een stad die terwijl verder leeft. In lichamen. In verhalen die raken aan andere verhalen, andere boeken. Het gebeurt allemaal in het heel erg mooie Ruth & Pen van de Ierse schrijfster Emilie Pine.

Een dag in Dublin. Uur na uur kijk je mee met de personages. Een speciale dag, er staat iets belangrijks te gebeuren. Iets met de liefde. En tegelijk is het ook een dag die heel even uit het ritme van alle dagen wordt gehaald, als een moment waar iets zou kunnen veranderen. Dat gebeurt ook, maar misschien anders dan gedacht of gehoopt. Een dag die daarmee ook een dag is die gewoon de volgende dag aanraakt. Misschien kun je denken aan boeken van Virginia Woolf of James Joyce. En die bewegen ook wel ergens mee op de achtergrond, of in subtiele verwijzingen in de tekst. Dublin is het decor, en in zekere zin ook een soort ritme waaraan je je zou kunnen overgeven. Het is soms ontvankelijk, soms afzijdig en soms vervreemdend.

We volgen deze dag, 7 oktober 2019, vooral door de ogen van Ruth en Pen. In hoofdstukken die opschuiven met de uren van de dag krijg je telkens het perspectief van een van hen of van andere personages die met hen verbonden zijn. Ruth is een jonge vrouw die werkt als therapeute. Haar partner is nog in Londen. Hij zou de vorige avond zijn teruggekeerd, maar hij deed dat niet. Ze gaat naar haar werk, ontvangt enkele cliënten en gaat daarna de stad in. In de war, in twijfel. Zal ze bij haar man blijven of niet? Is er nog een relatie, kan die nog gered worden, en wil ze dat eigenlijk wel? Ze draagt het gewicht en de wonden van een reeks vruchtbaarheidsbehandelingen in haar lichaam. Ze wilden graag een kind, maar de dingen liepen niet zoals ze gehoopt hadden. Ze kwamen tegenover elkaar te staan, in hun machteloosheid. Worstelend met een te groot verdriet, dat zich uit in kwaadheid en verloren lopen in een vlucht naar nergens.

Pen is een tienermeisje dat zich opmaakt voor een grote dag. Die dag gaat ze spijbelen op school om naar een klimaatmanifestatie te gaan van Extinction Rebellion. Ze gaat dat doen met haar vriendin, op wie ze al een tijd verliefd is. Die dag zal ze dat ook zo uitspreken. En dan zullen de puzzelstukjes netjes in elkaar vallen, zo hoopt ze. Pen is een meisje met autisme. Naar een betoging gaan, zoveel mensen, zoveel lawaai en indrukken, zoveel mogelijk onvoorspelbare dingen, het is een ingewikkelde uitdaging voor haar. Maar wat er die dag zal gebeuren zit al weken in haar hoofd. Ze is betrokken en verontwaardigd door de klimaatcrisis en wil daar iets mee doen. En ze doet het natuurlijk ook een beetje omdat haar vriendin zich ook wil storten in de klimaatactie. Ze zal even moeten doorbijten, tot na de actie, en dan zal het gebeuren. Andere mensen lezen, begrijpen wat ze werkelijk bedoelen, de indrukken van een omgeving verwerken, voelen hoe je in je lichaam gezogen wordt, proberen om te gaan met te veel niet te controleren prikkels tegelijkertijd, het is een hele opgave. Er zijn afstanden tussen haar en de zogenaamd normale wereld en er is een groot verlangen naar het leven, naar een plaats waar het veilig en zacht is in al die complexiteit.

De twee grote verhaallijnen lopen min of meer parallel naast elkaar. Ze komen elkaar soms ook echt tegen, in dezelfde ruimte die Dublin is. Ze spiegelen elkaar soms in hun zoektocht naar iets van de liefde. Hoe kun je samen zijn met een ander? Is er ruimte voor een zelf dat niet helemaal past in wat ‘men’ normaal vindt of dat niet beantwoordt aan de verwachtingen van de eigen geliefde? Verdriet om wat niet is of niet zal komen kan zorgen voor een kortsluiting in je hoofd. Misschien wil je in rusteloosheid of angst verdwalen in die grote stad. Misschien wil je verdwijnen in bewegingsloosheid of wil je net – tegen alles in – gaan doen wat je je voorgenomen had? En als je dan tegenover die ander staat, het moment dat onvermijdelijk toch komt, welke woorden zijn er dan om te zeggen wat nauwelijks te zeggen is of wat niet past in de categorieën die we kennen?

Emilie Pine doet het allemaal op een heel erg mooie manier, vol mededogen. De vorm van het boek zorgt daar mee voor. De chronologische structuur van de korte hoofdstukken, waarin je de verschillende verhalen naast elkaar kunt volgen, werkt erg goed. De twee hoofdpersonages bewegen erg veel door de stad. Soms dolen ze, in de hoop te verdwijnen of opgejaagd door rusteloosheid. De straten en plekken worden steeds vermeld, waardoor de stad zelf ook een soort personage wordt, soms warm, soms beangstigend.

Wat erg opvalt, is de lichamelijkheid van het boek. De worstelingen van de twee vrouwen – met zichzelf, met de verwachtingen van anderen, met de onveranderbaarheid van iets dat buiten je ligt, met verdriet en verlangen, met een complexe wereld en ingewikkelde communicatie – worden heel lichamelijk beschreven. Als lezer kun je zo ook telkens een beetje mee kijken, van binnen naar buiten. Een belangrijke lijn bij dat alles is hoe je anderen wel of niet kunt lezen. Kun je de grammatica van een ander kennen? Kun je de afstand van je eigen huid tot de woorden overbruggen? De stad, soms leesbaar, soms niet, weeft zich tussen dat alles door. Dat Pine bij dat alles ook subtiel verwijst naar Joyce en Woolf geeft er een extra dimensie aan. Wat er die ene dag gebeurt, staat niet los van andere verhalen, is geen eiland in de tijd.

Bij het einde van het boek zijn Ruth en Pen op een andere plek terechtgekomen dan ze hadden verwacht of gehoopt de ochtend van die dag. Het is onbekend terrein, en tegelijk de plek waar ze moeten zijn, waar ze zichzelf opnieuw zouden kunnen vinden. Een plek om ja tegen te zeggen.

Geen opmerkingen: