10 april 2023

Schoonheid op aarde


Is schoonheid mogelijk? Zijn we in staat schoonheid te zien er ermee om te gaan? Of winnen die krachten onherroepelijk die schoonheid willen bezitten of zich toe-eigenen? Daarover gaat het in het prachtige Schoonheid op aarde van de Zwitserse auteur Charles Ferdinand Ramuz (vertaald door Rokus Hofstede). Deze roman uit 1927 is zelf van een weerbarstige schoonheid, in een vorm die zich al evenmin laat bezitten. Het verhaal van mensen weerspiegelt zich in een indrukwekkend levend landschap, en omgekeerd. In woorden en zinnen die even aards als hemels zijn.

Een klein dorpje, nabij het Meer van Genève. Een gemeenschap waar de rollen en patronen vastliggen. Ergens aan de rand van de moderne wereld. Een brief komt van de andere kant van de wereld. Een meisje, nog net niet volwassen, is op weg uit Cuba, nadat haar vader is overleden. Ze zal intrekken bij haar oom, een cafébaas. Van zodra ze is gearriveerd, verstoort ze de patronen. Ze is anders. En er is haar schoonheid. Die lijkt allerlei onderhuidse krachten te activeren. Zowat alle mannen zijn in de war, lopen achter haar aan, maken zich lichtjes belachelijk. Sommige vrouwen zijn kwaad, voelen zich bedreigd, lijken ineens de plaats te gaan verliezen die ze zouden krijgen in die gemeenschap.

Niet dat zij zoveel doet of zegt. Of zo lijkt het toch. We zien haar vooral door de ogen van de anderen. Het had gekund dat haar komst zou zorgen voor een nieuw evenwicht, een dat behield wat goed was maar dat tegelijk iets open zou maken. Het had gekund dat men haar gewoon een plaats had gegeven, waardoor ze op deze nieuwe plek een leven kon zoeken. Maar zo gaat het niet.

De onrust die ze bij anderen veroorzaakt zorgt ervoor dat ze wordt buitengezet in het café. Ze trekt in bij een oude visser nabij het meer, die zich meer als een grootvader gedraagt die ineens het cadeau van de jeugd in zijn uitgeleefde huisje kan ontvangen. Nabij en op het water, dichter bij de natuur dan ze was in het dorp, lijkt ze tot rust te komen, al blijft ze in haar eigen wereldje. Alleen met die gebochelde Italiaanse muzikant heeft ze een bijzondere verbinding. Hij leeft in de marge van de gemeenschap, hoort er ook niet echt bij.

Maar de mannen van het dorp kunnen het daarbij niet laten. Schoonheid mag er niet gewoon zomaar zijn, je moet die willen, willen hebben, willen bezitten. Op een of andere manier willen ze macht over haar, niet zozeer om wat zij doet, maar wel om hun eigen onrust of verstoorde positie te temperen. Waardoor alles weer zal zijn zoals ze denken dat het hoort, hoe wankel ook. Waarop de dingen zich in gang zetten.

In dit alles speelt het indrukwekkende landschap, als een bezielde entiteit, een hoofdrol. Wie wil leven met de natuur, kan dat. Je moet weten hoe de stroming is, hoe je met de wind mee kunt buigen, waar je het water over kunt steken. Je moet kunnen lezen en luisteren. Zodra je wilt hebben, bezitten, zodra je meester of eigenaar wilt zijn, gaat het fout uiteindelijk. De natuurkrachten kunnen meer dan een dreigend decor worden. De menselijke bezitsdrang wordt als een niet meer te stoppen wervelwind. Schoonheid en kwetsbaarheid worden naar de marge geduwd, waar ze hun uitweg zoeken.

Dit boek is geen eenduidige of eendimensionale parabel waarbij de vorm ondergeschikt zou zijn aan de boodschap. Veeleer het tegendeel eigenlijk. Het boek heeft een bijna experimentele vorm die je als lezer uitdaagt. Het vertelperspectief verschuift de hele tijd, samen met de verteltijd, soms zelfs binnen eenzelfde zin. Het is in het begin een beetje verwarrend, maar na een tijdje voel je hoe het de kracht uitmaakt van het boek. Het versterkt de dreigende ondertoon die je al vanaf de eerste bladzijden voelt. Het werkt soms als een montage van blikken en woorden van toeschouwers (meestal de mannen). Die zeggen iets over het beklemmende van traditionele rollen, maar evenzeer over angsten en driften. Zo graag zou je soms het meisje willen kunnen zien bevrijd van die blikken en verwachtingen, zou je gewoon haar aan het woord willen horen, maar dat lukt nauwelijks. Het gaat in dialoog met de zinderende kracht van de natuur die reageert op de mensen zodra grenzen worden overschreden, zodra de tragiek in gang is gezet. Soms is er een ‘wij’ aan het woord, als een Grieks koor dat commentaar geeft.

Om het boek te kunnen lezen moet je je als lezer voor een deel uit handen willen geven aan een boek dat in zekere zin zelf bezield en betoverd is, als spiegel van het levende landschap waarin het verhaal zich afspeelt. Als je het wilt overmeesteren of controleren of herleiden tot gekende schema’s of traditionele vormen, loop je vast. In het verhaal merk je al snel dat de tragische hebberige krachten het niet aandurven om schoonheid schoonheid te laten zijn. Er lijkt op aarde geen plaats te zijn voor schoonheid. Maar als je er als lezer voor openstaat, als je kunt kijken en luisteren, zul je kunnen ervaren hoe de schoonheid er wel kan zijn.

Geen opmerkingen: