Dagen in verwondering. Of is het verwarring? Of gewoon oefenen?
Je hebt aangekondigd dat er een boekje op komst is. De reacties overweldigen je. (Het is er nog niet, zou je willen zeggen. Even achterom kijken, misschien vergissen ze zich wel, zegt iemand in je.) Het blijft maar duren. (Het is ook wel een beetje fijn natuurlijk, zoveel mensen. Maar zullen ze niet teleurgesteld zijn, zegt iemand in je.) Gewoon kijken naar wat er komt, spreek je met jezelf af. (Het zou wel mooi zijn als het boekje zijn weg vindt en toch bij enkele mensen terechtkomt die er iets aan zullen hebben, denk je.) En het gaat maar door. Het is.
(Er is een onderhuidse dialoog. Je ziet er iets van, niet alles. Het is niet erg.)
Een late namiddag, de tijd voelt als een overschotje dat je zomaar krijgt. Je leest verder in het boek. (Er is iets met de adjectieven, denk je. Een heel gesprek in je hoofd, over hoe je niet zomaar waarneemt in metaforen. Misschien vecht het boek met zijn eigen woorden. Het is een hard boek, denk je.)
Je stuurt haar een foto van de zonnebloemen op je terras. (Iets met een cirkel die zich weer raakt.)
Een andere dag. Het ritme zoekt zich.
Na de middagvergadering loop je langs de kledingmeneer die je truien weer hersteld heeft. Je zou ze meteen aan willen doen, denk je onderweg. (Je bent evenwel expert in het uitstellen van genot.)
Je krijgt voor het eerst een stukje te zien van de tekeningen voor het boekje. Woew, zo mooi. (Je glimlacht de hele tijd tijdens het koken.)
De eerste avondvergadering, weer. (Je schriftje is bijna vol. Er ligt thuis al een vers schriftje klaar. Wat ook een definitie van thuis zou kunnen zijn.)
Een andere dag.
Hoe zou de trein tijd ervaren?
Je begint aan de tabel. (De tabel is een begrip.) Er is geen andere weg dan jezelf uit handen geven aan de tabel. Er valt niets te forceren, niets te versnellen. Je kunt alleen verder doen, stukje per stukje.
Op weg naar huis loop je even om langs de wereldwinkel. Er is (om strategische redenen) dringend nood aan een nieuwe voorraad chocolade. Het is een kwestie van algemeen belang.
Je krijgt bericht dat iemand weer geland is, terug aan deze kant van de oceaan is. Je bent blij.
Een andere dag.
Zo snel mogelijk alle andere dingen doen, en dan alleen maar de tabel. Het is als een ritueel dat uren duurt.
Je bent te moe om heel lang door te werken, gewoon naar huis gaan, dat zal wel helpen.
In de winkelstraat spreekt een mevrouw van Oxfam je aan. Het moet zo ongeveer de elfde keer zijn dat ze je eruit pikken, steeds op diezelfde plek. Je legt uit dat je al heel lang een vaste donateur bent, en dat je dat ondertussen al een keer of tien gezegd hebt. “Ja, maar u ziet eruit als een lieve man die heel approachable is.” (Goed geprobeerd…) (Interne dialoog over het concept approachable. Een stem vraagt zich af of er geen sprake is van een vergissing. Moest dat niet afschrikwekkend zijn?)
Op weg naar huis na een avondgesprek met iemand die je lang niet meer gezien had, kom je een vriendin tegen. (Je zou haar nog moeten bedanken in je boekje, denk je, voor die foto.) Je vraagt hoe haar kampje was.
Vroeg in de ochtend. Je blijft toch maar thuis werken. Zo kun je snel de tabel helemaal afwerken en doorsturen naar je collega. Je wilt dat alles netjes is. (Een mooie tabel kan een tijdelijke illusie van controle over de werkelijkheid geven.)
Buiten valt de regen in bakken neer.
(Je denkt aan hen, hoe ze weer naar school gaan.)
Bij wijze van pauze ga je even naar de winkel. Toch maar de regenbroek aandoen, denk je, om dan buiten vast te stellen dat het eigenlijk niet meer regent.
De meneer in de winkel zegt dat jij het record hebt van snel winkelen. Je zegt dat dat dan het enige aspect moet zijn waarin je toch een echte man bent.
Ergens in de late namiddag. Een oud verdriet neemt je even over, zoals een trage zee.
De nieuwe buren dragen dozen binnen in hun huis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten