De dagen zijn warm. Je hebt je voorgenomen om er niet te veel aan te denken, en gewoon een beetje mee te drijven. Alsof het wel goed zal komen met jou.
Die ochtend heb je met een foto gemeld dat er een geval van sluikstorten is. Je zag het vanuit je slaapkamerraam. Die grote tassen met kleren en kussens. Diezelfde dag krijg je al een vriendelijk bericht dat alles netjes is opgehaald.
Je staat klaar om nog een keer dat lange verhaal te vertellen. Je hebt de hele zondagmorgen gewerkt, zoals elke keer, aan nieuwe beeldjes in je presentatie. Sommige dingen erin, andere eruit. Hier nog enkele woorden vervangen, daar nog eens lezen of het nog wel goed is. Ze zitten klaar om je verhaal te horen. Het vertelt zich. Je volgt.
Je gaat nog even terug naar kantoor, om de dingen van de dag af te ronden, en vertrekt dan naar de andere stad voor je vergadering. Het is fris in de trein. Je kijkt naar het landschap. Bij het uitstappen glimlacht de mevrouw naar jou die in je buurt zat.
Tijdens de vergadering luister je naar het verhaal. Ze vertelt het zo rustig en helder. Je ziet het allemaal voor je. De trein terug voelt op een of andere manier zacht aan, al weet je niet wat dat wil zeggen.
Een andere dag. Nog enkele uren werk aan de tabel te gaan. (Een tabel laat zich niet opjagen, merk je weer.) Je schuift de dingen op hun plek, zorgt dat alles er netjes uitziet.
Een middagafspraak. In een cel, zo heet de glazen kamer waarschijnlijk. Het ontroert je, haar terug te zien. Rustig alle dingen overlopen die jullie te doen hebben de volgende weken. Iets legt zich neer in een zachte glimlach.
Je gaat de bankkaart die je de vorige avond op straat vond, dicht bij je huis, afgeven in de bank. Een van je buren zal blij zijn, zo blijkt.
Die avond laat je nog een stukje tabel over voor de volgende dag.
Je kijkt naar het tweede deel van de documentaire. Het is moeilijk om niet te roepen tegen het scherm.
Een andere dag. Eerst alle andere dingen, en dan tabelarbeid. Eerst de ene, daarna de andere. Tot alles netjes klaar is. Op weg naar huis bedenk je nog enkele zinnetjes die je zou kunnen toevoegen aan de tabel.
Je kijkt naar de serie. Ze rijden door de woestijn, op Highway to Hell.
Een volgende ochtend. Je leest een verhaal dat je erg raakt. Het maakt je droef, je voelt je te ver weg, je zou iets willen kunnen zijn, iets dat dichterbij is dan je bent. Je probeert iets te zeggen. Haar verhaal blijft in je huid, de rest van de dag.
(En nee, het is toch geen strafdag.) Met de collega’s op verplaatsing. Gesprekken over de grote lijnen. (Je probeert nog snel voor te bereiden wat je zou willen zeggen, in je schriftje.) Je voelt je zo tabelloos, zo vrij.
De meneer in het restaurant is erg bedreven in het na elkaar uitspreken van allerlei Italiaanse woorden. Soms vormen ze zinnen, soms zijn ze als een bedding, of misschien gewoon een kamer.
Je laat die ene propvolle trein vertrekken, neemt de volgende. Een halve wagon voor jou alleen.
Een avondvergadering. Je stem is laag, stel je vast. (Onderhuids bewegen de verhalen die je hoorde verder in je.)
Een frisse ochtend. Er is nog iemand die netjes tot ’s ochtends vroeg wacht om de vuilniszak buiten te zetten, stel je vast.
Er is nood aan briefing-inhaalwerk. En de planten wachten ook op je.
Een middagafspraak. Je bent er gelukkig net op tijd, ze wacht al op je. Iets met foto’s voor tekeningen voor je boek. Niet alleen je rug dit keer. Ze vertelt over je boek, het ontroert je. Of je niet te papa-achtig bent in het boek, vraag je. Je bent ook een boze papa, zegt ze. (Je bent een beetje verlegen.) Ze vertelt over de tekeningen. Je bent dankbaar, en je bent blij voor haar.
Prutsen voor gevorderden met bolletjes in je document. (Misschien wil de kosmos je iets zeggen.)
Een heel mooi gesprek. Het voelt als zomaar een cadeau. Alsof het gesprek al een hele tijd rustig op zichzelf zat te wachten, en nu ineens rivier kon zijn.
Afwassen met Dylan. Schrijven met Bach.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten