02 september 2023

Een stille dans


‘Hoe gaat het nu met jou? Is je leven erg anders nu?’
‘Niet echt eigenlijk. Ik ben wel meer thuis, nu toch nog. In het begin wou ik de hele tijd iets doen, maar dat is wel veranderd.’
‘Je ziet er rustiger uit. Is er nog veel verdriet?’
‘Officieel niet, zou ik zeggen. Ik denk dat het zich wel een beetje terugtrekt, maar soms is het er ineens weer.’
‘Misschien is dat wel goed, dat het een beetje met je mee beweegt.’
‘Hoe doe jij dat?’
‘Ik probeer eraan te denken als aan een vertrouwde reisgezel. Soms loop je naast elkaar, en soms hoeft dat niet. Dan weet je dat je elkaar wel weer zult zien bij de volgende stop of zo.’
‘Dat is wel een mooi beeld. Het is niet zo moeilijk om jou zo te zien, samen onderweg.’
‘De voorbije dagen was hij dicht bij me, alsof hij me iets wilde zeggen.’
‘En weet je al wat?’
‘Misschien om nog trager naar mezelf te kijken, zonder illusies. Naar alles wat er is, en alles wat er niet is. Alleen maar kijken.’
‘Zou ik dat alles ook allemaal zien als ik lang naar jou keek?’
‘Dat is een goede vraag. Ik zou waarschijnlijk meteen ja zeggen. Maar misschien zou ik niet alles laten zien, uiteindelijk.’
‘Alsof ik dat niet zou weten.’
‘Ja, inderdaad, jij weet hoe je moet kijken. Ben jij soms ook bang van wat je zult zien bij jezelf, als je traag kijkt?’
‘Waarschijnlijk wel, of zeker wel. Ik denk dat ik meer schilden heb dan jij. Hoewel het misschien lijkt alsof ik veel meer laat zien.’
‘Ja, dat is wel zo. Jij hebt een trage zelf waar ik nog niet veel van gezien heb. Ik heb een vermoeden hoe je daar bent. Maar ik zou het niet zomaar kunnen beschrijven.’
‘Dat was ook in dat boek dat je me gaf, dat het beschrijven van iets in woorden, vooral dan in de zin van het min of meer vatten, ook iets moderns is. Jij bent wel van de woorden, hoewel die bij jou tegelijk minder vattend en meer omcirkelend zijn.’
‘Ja, dat was me ook opgevallen in dat boek. Ik las het, en begon meteen mezelf te bevragen, bijna met een soort schuldgevoel. En toen besefte ik dat ik daarmee net aan het doen was wat het boek beoogt. Voor mij kunnen woorden nooit anders dan fysiek zijn, op een of andere manier. In hun aanwezigheid en hun afwezigheid.’
‘Naar jezelf kijken zonder woorden is niet altijd gemakkelijk. Niet dat je woorden ziet. In het kijken ben je eerst in iets dat heel zintuiglijk is, waar ook je angst zich laat voelen, of waarin je voelt wat er niet is, zoals veiligheid in je huid. Ik vind het nog altijd oefenen om op die plek te gaan staan, waar je de woorden nog niet toelaat.’
‘En zou je kunnen zeggen wat je dan ziet? En weet je dan of de woorden die je daarvoor nodig hebt dienend zijn, of overnemend?’
‘Dat is een goede vraag. Ik denk dat ik het soms weet.’
‘Ik ben wel blij dat je hier bent. Begrijp me niet verkeerd, maar ik kijk graag naar jou. Soms denk ik dat ik je kan zien bewegen in jezelf. Het is niet zo gemakkelijk om het te zien, maar het is er wel.’
‘Ik denk dat jij dat ziet ja, en dat is goed. Ik ben bij jou in goede ogen.’
‘Dat is mooi.’
‘Ik weet dat je er een beetje schrik van hebt, maar zullen we dansen?’
‘Ik heb er op zich geen schrik van, maar wel een beetje van dansen met jou. Ik ben bang van het falen. Jij kunt het zo goed. En ik kan voelen wat ik zou willen kunnen, en wat ik zou kunnen, als ik lang genoeg rustig zou kunnen oefenen. Maar tot dan zit mijn lijf een beetje in de weg van wie ik wil zijn.’
‘Maar misschien wil ik dat ook graag zien bij jou, het aarzelen. Je bent fluïde, niet vergeten.’
‘Maar wil je dan nog even niet te veel zeggen over volgen en leiden, en wat ik zou moeten doen. Mag ik ook gewoon in afwezigheid zijn?’
‘Er is niemand die ons ziet, alleen wij zijn hier. En we hebben de hele avond. Wil je falen met mij?’
‘Ja, dat zou fijn zijn.’ 

Geen opmerkingen: