19 januari 2024

Wie raakt jouw stem aan


Een week die zich wit aankondigt.

Je haalt een nieuwe lading boeken op. Met de speciale (letterlijk) boekentas. (Die er nog altijd een beetje onnozel uitziet.) Je glimlacht.

Je geeft het pakje af in het postkantoor. (Dit keer is het net niet te dik. De dikte bepaalt de identiteit, of brief, of pakje. Dus een briefpakje of een pakjespakje.)

Ze komen door de lichte sneeuwbui naar je toe. Je ziet hen komen. Om de samenkomst binnen enkele weken voor te bereiden. Je hebt soep gemaakt voor hen.

Een andere dag. Je fietst naar je vergadering, in de abdij. Je aarzelt nog wat bij het laatste stuk, waar het nog glad is.

Later in de trein. Je krijgt een berichtje van een stoere meid, die een melodie zoekt en noteert. Of die eerste maten al goed zijn. (Je glimlacht.) Ze zijn helemaal goed, kun je later melden. (Je bent trots.) (Heb je dat al gezegd?)

Net als de voorbije dagen bel je even met haar. Hoe gaat het vandaag? (Ze doet dat goed.)

Je werkt verder aan die grote tekst. (Eens je binnen bent, kun je beginnen kneden.) 

Merkwaardige dromen, iets dat blijft.

Een andere dag. Je blijft thuis werken, klaar voor de sneeuw.

Een bericht van je maatje, hij heeft een cadeau voor jou. (Woew!)

De sneeuw is er. Eerst voorzichtig, dan voluit.

Na de middag ga je al een eerste keer ruimen, als om een laagje leeg onder de nieuwe sneeuw te leggen.

De mysterieuze stilte die meekomt met de sneeuw, die vond je altijd al zo mooi.

Het heeft iets met overgave te maken, denk je. (Wat de sneeuw van je vraagt.)

De kinderen hebben het helemaal naar hun zin daar buiten. (Je glimlacht.)

De man in het journaal die met een uitgestreken gezicht vertelt dat de sneeuw wel fijn is, maar dat het toch wel jammer is dat die niet kwam tussen kerst en nieuwjaar. Dat zou blijkbaar beter zijn uitgekomen of zo. Alsof hij ergens recht op heeft of zo. (Grrr…)

Die avond, je bent op weg naar het concert. Je zoekt plekken met weerstand. (Misschien moet je je overgeven aan het zoeken.) Er komen toch nog andere mensen naar het concert, een beetje schuifelend door de sneeuw. Ze is nog op tijd daar.

Tijdens een concert of een film ben je eigenlijk een beetje behoorlijk onverdraagzaam. (De dingen die je niet zegt. Nee, je hebt je smartphone echt niet nodig nu. Nee, je hoeft niet te praten nu. Nee, je hoeft niet zo rusteloos heen en weer te schuiven. Nee, je hoeft niet te drinken. Nee, je hoeft niet de hele tijd foto’s of filmpjes te maken. Kun je niet gewoon stil zijn en luisteren, en kijken, en verdwijnen in dit nu. Straks tijdens de pauze kun je nog praten en wat dan ook.) Er gebeurt iets daar. Eerst is er die vrouw alleen. Met haar diepe stem. Daarna is er het duo. Hij aan de gitaar, zij zingt en speelt fluit. Pas nadien zie je iets in je hoofd van wat je hoort daar. Het is alsof hun stemmen worden aangeraakt door iets, alsof hun stemmen iets aanraken. Er is een wereld van verdriet en pijn en onrecht die die lage stem aanraakt, die door die stem heen spreekt. De stem volgt, zo lijkt het wel. En er is die andere stem, die zo vrij in de hoogte kan gaan, maar telkens vertrekt uit iets aards. Er is verdriet, er is ergens iets als rondtollend water, vol emoties, en daarop beweegt, bijna sierlijk en licht, die stem, zo vrij en zo aangeraakt tegelijk. 

De stilte van de sneeuw legt zich neer in de nacht. Je luistert naar de stilte, geeft jezelf uit handen.

Een andere dag, heel vroeg. Nu het grote werk van het ruimen van de sneeuw, je probeert een pad te maken, rondom het huis. 

Op weg naar het werk. (Je kunt het eigenlijk niet verdragen, dat zoveel mensen zich niets lijken aan te trekken van wat ze zouden moeten doen. Gewoon een veilig pad maken, tussen sneeuw en ijs. Je denkt aan die blinde man die je gisteren zag lopen. Hoe zou hij nu veilig op weg kunnen gaan? Die mensen vinden ongetwijfeld dat ‘men’ dat maar moet doen, zolang zij het maar niet zijn.) (Luidruchtige interne dialoog.)

Je verzendt foto’s van spelende kinderen in de sneeuw, thuis en gezien vanuit je bureau op het werk, over de oceaan. (Het blijft je fascineren, dat dat zomaar kan, foto’s die vliegen.)

Onderweg naar huis zoek je paadjes, kijk je naar mensen die behoedzaam paadjes zoeken. Misschien is het een mooie gedachte, dat de aarde waarop je je voeten zet, niet zomaar vanzelfsprekend is. Dat je mag beseffen dat ze je aanraakt.

Een andere dag. Onderweg naar het station in de ochtend zoek je krakende plekken. De twee jongens die je elke ochtend voorbij fietsen, in hun korte broek, ook nu. Ze lijken zo gelukkig, altijd.

De vergadering verloopt vlotter dan gedacht, netjes binnen de tijd.

Enkele treinen zijn afgeschaft, je neemt een stoptrein. Je komt een vriend tegen, een fijn gesprek. Bij elke halte wordt de trein iets minder overvol.

Het pad is groter geworden, denk je, op weg naar huis. Je loopt behoedzaam, de aarde voelt je stappen wel.

2 opmerkingen:

wblues zei

Heel erg mooi Jan. Ik hou echt van de zin “ De stilte van de sneeuw legt zich neer in de nacht. Je luistert naar de stilte, geeft jezelf uit handen.” Prachtig.

Wim

Jan Mertens zei

Dankjewel daarvoor Wim!