07 januari 2024

Lijnen in de tijd


‘Hoe lang is het geleden dat we dit de vorige keer deden?’
‘Zo’n lange rit in de trein? Toen jij en ik nog daar waren, en nog jong.’
‘Het voelt als een soort voorrecht. Al ben ik wel een beetje verlegen. Alsof ik niet weet wat ik wil of mag zeggen.’
‘Je mag alles zeggen. En hopelijk mag ik dat ook?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Ik kijk graag naar je. Hoe alles in je gezicht de hele tijd verandert, terwijl je spreekt. Het is alsof je vrijer geworden bent.’
‘Ja? Misschien wel ja. Het zou kunnen dat ik dat mezelf heb aangeleerd. Heel voorzichtig.’
‘Ik vroeg me vroeger soms af of je ooit aan zou komen, als op een bestemming. Je wou het heel erg toen, maar er was nog te veel onrust, denk ik. Nu is het anders.’
‘Als ik bij jou was, voelde het alsof dat ooit zou lukken. Jij zag me. En je liet me gewoon doen, onhandig of onwetend als ik was.’
‘Denk je dat ik niet wist wat jij dacht of voelde?’
‘Ik heb daar nooit over nagedacht, dat was een te moeilijke gedachte.’
‘Ja dus.’
‘Misschien vind ik dat wel een fijne gedachte. Alsof het zo niet verloren gegaan is.’
‘Ik kreeg nooit genoeg van jouw woorden. Het was alsof ik iemand anders werd, telkens opnieuw. Een beetje groter of zo. Alsof ik iemand zag die ik had kunnen zijn.’
‘Misschien was je dat ook wel, de hele tijd al.’
‘Ik weet het niet. Ik bleef daar, jij ging weg. Blijven was voor mij de beste keuze, voor jou niet, denk ik.’
‘Waarschijnlijk wel.’
‘Ja.’
‘Vorige week kwam ik op zo’n genealogiesite. Ik ben gaan zoeken naar mijn voorouders, te vertrekken bij mijn vader. Ik was al snel in de zeventiende eeuw, en nog steeds maar een dorp verder. Dagloners, die gingen werken op de boerderij. Ineens leek het alsof ik de eerste was die was weggegaan, in al die tijd.’
‘Misschien hadden ze wel allemaal grote dromen. Dat zou alleszins een mooie gedachte zijn.’
‘Soms was het alsof ik weg moest gaan, om te kunnen blijven, of zoiets.’
‘Ik denk dat ik het begrijp. Heb je daar spijt over?’
‘Niet van het weggaan. Soms wel van de tijd die ik nodig had om aan te komen waar ik nu ben. Maar misschien was dat ook wel goed.’
‘Ik heb je dat nooit gezegd, maar soms had ik ook wel daar willen zijn, waar jij was. Soms was het alsof ik het kon zien, die plek. Het is niet dat ik vind dat ik de verkeerde keuze heb gemaakt, maar soms zou ik willen dat het gezegd is, dat ik ook op een andere plek had kunnen zijn. Alsof het zo niet verloren zou gaan. Ik heb dus ook zoiets.’
‘Alleen al die gedachte, dat ze er is, betekent wel veel voor me. Dankjewel daarvoor.’
‘Ik ben blij dat ik het gezegd heb. Het maakt iets een beetje lichter. Het ligt aan de trein, denk ik, die helpt.’
‘De beweging maakt dat je in een soort veilig niemandsland bent, denk ik wel eens.’
‘Een beetje zoals je soms tegen een wildvreemde je hele levensverhaal begint te vertellen.’
‘Soms mis ik de brieven die ik schreef naar jou. Niet dat ze zo bijzonder waren, helemaal niet waarschijnlijk. Maar het gevoel dat ik had, tijdens het schrijven. Vanmorgen dacht ik er nog aan. Ik probeerde enkele woorden te schrijven met een mooie oude pen die ik heb geërfd. De zwarte inkt, die voorzichtig droogde. En ineens kwam het beeld van die brieven terug.’
‘Ik keek er altijd zo naar uit om weer een brief van je te krijgen. Al die woorden, ze leken te ademen. Ik voelde me een beetje machteloos, omdat ik niet terug kon schrijven.’
‘Het voelde gewoon heel goed, dat het kon. Misschien moet ik dat ooit gewoon terug gaan doen, brieven schrijven, zoals vroeger.’
‘Zou je dat dan met die oude pen doen?’
‘Ja, dat denk ik wel. Ze voelt zacht aan in mijn hand. Ze draagt iets van de tijd in zich. Ze zou nog moeten wennen aan mij, maar dat zou wel goed komen, denk ik.’
‘Duurt het nog lang eer we moeten overstappen?’
‘Ja, toch nog wel even.’
‘Zullen we gewoon even kijken?’
‘Ja.’

Geen opmerkingen: