Klein beetje zenuwachtig, bij het begin van de week. Je hebt een jaarlijks onderzoek. Hoe het met je huid is, de dokter zal het je vertellen. Je wacht op de bank, kijkt rond. (Het is zo licht geworden, sinds de verbouwing.) Ze roept je binnen. Ze bestudeert elk plekje van je lichaam zorgvuldig en zacht. Alles is in orde. Je huid is nog jong, zo legt ze je elk jaar uit, niet beschadigd. (Een criterium voor hoger risico is honderd vlekjes hebben, wat bij jou niet het geval is. Je vraagt je af of het er misschien toch negenennegentig zijn.) Je vertrekt, weer opgelucht. (Ook al was er weinig reden tot bezorgdheid, het is fijn te horen dat je verder kan leven, misschien zelfs oud worden.)
(Misschien is het een ritueel dat je eraan herinnert dat je het leven mag vieren, elke keer weer.)
Je plekje, het lijstje, de dingen, zacht.
Die avond. (Je had het lang opgespaard.) Elke dag enkele afleveringen van die bijzondere serie. Het seizoen dat je nog niet zag. (Je bent weer in Duitsland, in de periode net voor het kantelde, op weg naar de oorlog.)
Een andere dag. Met je collega’s op stadsbezoek.
Het museum over de plek waar ze verzameld werden, voor ze op transport vertrokken, vaak om nooit meer terug te keren. (Dingen die je ziet ontstaan in die serie, denk je.) De gids neemt je meteen mee op sleeptouw. Je was er al eerder, maar het raakt je nog even sterk. En de verhalen die hij vertelt, en hoe hij ze vertelt. (Je leert ook iets over verzet, het doet ertoe.) De muur met alle foto’s, ze kijken je aan. Zoveel verhalen. Ze zijn er nog, denk je, de verhalen.
Bij het eten zie je ook een groep vrienden, de tafel achter je.
Een mooie wandeling door de stad, in de regen. Zoveel planten. Een wereld die naar de stad is gekomen. (Het is eindeloos interessant. Je bent echter niet goed in het onthouden van namen van planten. Het is ook wel mooi, denk je, om het elke keer opnieuw te horen, als een ritueel.) Zo kijk je, in het achterafstraatje, naar de varen die in de muur groeit. (Misschien is het een vorm van verzet, of van zachtheid die op je wacht.)
Je krijgt mooi nieuws. Iets over nieuw leven, het ontroert je erg.
Een andere dag. Je route naar het station, het bruggetje nabij je huis. De reiger zit daar rustig om zich heen te kijken. Je maakt een omwegje.
Die korte vergadering van eenmaal per maand. Je vertelt hun hoe leuk je dat vindt.
Je werkt verder aan het jaarverslag. Als kleine puzzelstukjes die je in elkaar past. (Je kunt het niet versnellen.)
De vooravond. Een trein staat stil in het station. Als een rimpel op het water heeft het een effect op alle andere treinen. Mensen lopen heen en weer, worden onrustig. Je kijkt, wacht tot de trein komt die voldoende plaats heeft.
Een andere dag. (Het is eigenlijk een vrije dag, maar je werkt rustig verder, zoals je elke dag doet. De vrijdagtekst komt er alleen door de tekst van de andere dagen die eraan voorafgaan.)
Je vertrekt naar die andere stad, om het museum te bezoeken. Je wilde het al langer. Onderweg zijn is ook treinleestijd. (Je bent eigenlijk erg moe, merk je. Je rug zeurt verschrikkelijk. Het zal wel goed komen.
Op weg. (Waarom is het zo druk? Waarom zijn er zoveel mensen die ergens naartoe slenteren?)
Aan het museum. Iemand roept je naam. Het is je nicht, samen met haar vrouw. Even bijpraten, de verhalen ontroeren je. (De verhalen van die familie, jullie dragen ze. Misschien wachten ze nog.) Je gaat naar binnen. (Het is de plek waar de fototoestellen van je vader naartoe gingen.) Er is zoveel volk, het verwart je een beetje. Je komt voor die ene expo. Je wilt een beetje alleen zijn met de foto’s, met hun verhalen. (Op een of andere manier hoop je dat de anderen even traag en voorzichtig bewegen, merk je elke keer weer. Het is niet zo. Het is niet erg, het museum is van iedereen. Het is gewoon zo voor jou.) Je zou ook nog die film over haar willen zien, denk je. De oorlog in de foto's. (Het is goed dat zij er was, denk je, voor die foto's.) Je ziet haar toestel. (Je hebt hetzelfde toestel thuis op je piano staan, als enige dat je wilde houden van de collectie van je vader.)
In het station wacht je op de trein. Je kijkt naar die plek op de wand. Het blauwe licht, die grote blokken.
Een andere dag. Je werkt de vrijdagtekst af. De tekst vraagt een ritme dat je niet echt kunt versnellen.
Bij de boodschappen merk je hoe de stad opwarmt. Het kleine jongetje schreeuwt het uit van plezier, op zijn fietsje. Hij kijkt even om of zijn ouders er nog steeds zijn.
Je leest het boek uit. Een kluwen van verhalen, over bewegende plekken, bewegende identiteiten, de kracht van woorden.
(Iets is moe in het huis, voel je. Iets dient zich aan. Het wacht op je.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten