Een beetje rusteloos op weg naar het werk. Je wilt vooral zo snel mogelijk alles weer opruimen na de verhuis, zodat je plek zichzelf weer terug kan vinden.
Je begint er meteen aan. Heen en weer, tot de dingen op hun plaats zijn. Iets legt zich neer. (De ruimte lijkt te glimlachen.)
(Je hebt iets met een plek zoeken in de ruimte, het is altijd zo geweest, denk je.)
Die avond. De bijeenkomst. Je zit te luisteren, achteraan. Je hoort verhalen over je geboortedorp. (Ken je die? Ken je die? Ken je die?) Het lijkt alsof je er al een eeuwigheid weg bent. Misschien is dat ook wel zo.
Napraten. (Op de napraatplek.) Het doet je goed, en maakt je verdrietig tegelijk. (Maar je zult rustiger slapen dan de vorige nachten.) Misschien ben je aan het rouwen.
Een andere dag. De voormiddagvergadering. (Hoe komt het dat je je ineens oud en verdrietig voelt?)
Je moet een beetje terug in je plooi vallen. De plek doet het voor je.
Die avond, de leesgroep. Het wordt een mooi gesprek, het beweegt langzaam. De mensen op het scherm bewegen mee. Je gaat naar de plek waar de verhalen zijn. (Verhalen wonen in lichamen. Ook als je ze nog niet kent. Hun afdruk is er al.)
Een nieuwe dag. In de vergadering, je maakt de foto’s. (Zo mag je ook rondlopen.) De minister lijkt stoer te vertellen, maar zegt eigenlijk weinig, denk je.
(Je wilt terug naar de plek.)
De zachte toetsen, zo lijkt het. (Ze zorgen voor zachte woorden, of zoiets.)
De avondvergadering. Een nieuwe reeks begint. Je kijkt naar de nieuwe gezichten. (Misschien is dit de goede stoel om te zitten, denk je.)
En napraten, de geur van de avond.
Een morgen, je haalt een vroegere trein. Iedereen probeert creatief te staan in het halletje.
De eerste, de tweede vergadering. Je kunt op tijd vertrekken voor de volgende.
(Iets is rusteloos in de trein.)
Je zit in de commissie. Het ene na het andere dossier. (Jij bent ook de afdeling flauwe woordgrappen.) Je hoort een mooi verhaal over de opera.
Even thuis, en weer op weg naar de laatste vergadering voor die dag.
Je kijkt naar de mensen rondom je. (Af en toe lijk je niet echt te luisteren naar wat er op het podium gezegd wordt. Het heeft iets met de woorden te maken, denk je.)
En nog een heel mooi gesprek. Het ontroert je diep. (Iets over hoe we onze kinderen zouden willen kunnen beschermen voor wat duister is, en hoe dat niet gaat.) Je probeert iets te zeggen over Julia. Het is allemaal goed, ze begrijpt alles wat je zegt. Je probeert iets te zeggen over moed. (Het is moeilijk.) Je bedankt haar voor het gesprek. (Het is een geschenk.)
(Je zult het nooit weten, denk je terwijl je weer naar huis loopt, waar de afwas nog op je wacht. Of je moedig bent, of je moedig zult zijn op het moment dat, wanneer het ertoe doet. Ze zei je iets over jouw moed, misschien mag je het aanvaarden. Je zult het nooit weten.)
Een mooie droom.
Dit keer is er wel veel plaats in de vroegere trein.
Je nestelt je in je plek. (Er is iets veranderd, je ziet het niet meteen.) Het vooruitzicht dat je de hele dag alleen zult zijn op het werk, alleen jij en de woorden, het doet je goed.
(En ineens ben je onverwacht niet meer alleen, is er veel volk.) Je zou graag zoveel mogelijk afwerken, zoveel mogelijk van het lijstje. (Je raakt de toetsen nog zachter aan, het helpt. Woorden zijn een plek.)
Het is druk in de trein terug. De jongeren zijn op de terugweg van iets, moe en luid. De vrouw naast je zit in de middengang, met haar laptop. De andere vrouw staat net voor je, uitgebreid te bellen. De vrouw die tegenover je zit is precies al een uur aan het bellen. De man met de witte baard probeert er doorheen te slalommen. De jongen tegenover je kijkt een beetje verloren om zich heen. Na een hele tijd vraagt hij aan de laptopmevrouw of ze niet liever wil zitten op zijn plaats. Het hoeft niet, zegt ze, ze heeft een mooi plekje gevonden op de grond. Terwijl lees je een artikel over eindtijdfascisme.
En eigenlijk verlang je ernaar om weer thuis te zijn. (Nog even.)
Onderweg zoek je een beeld. Een beeld dat zich zou aanbieden. Een beeld dat bij verhalen zou kunnen horen. Je ziet de tekeningen van de kinderen op het plein. Misschien zochten ze gewoon kleuren. Iets als een regenboog. Maar het zijn die handen die het doen. Misschien zeggen ze iets, zijn ze een verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten