24 mei 2025

Luisteren naar de bomen


De week begint met de conferentie die je mee organiseerde. Het doet je goed om al die mensen te zien. Het is alsof de dingen rustig vloeien. Je houdt de timing strak, en de dingen volgen elkaar gewoon op, zo lijkt het. Je bent onder de indruk van de bijzondere getuigenissen.

(Daarna wil je ook even alleen zijn, voor de anderen weer komen, merk je. Even je plekje, daarna mag alles weer.)

De trein terug doet er lang over. Je wilt op tijd zijn voor je eetafspraak. (Het lukt uiteindelijk beter dan je had gedacht.) Je luistert naar de verhalen. (Iets maakt je verdrietig, denk je.) Je probeert iets uit te leggen. (Iets mogen willen is ingewikkeld, denk je.)

Je fietst de berg op, op weg naar een vriendin, met je verjaardagscadeau. (Het doet je goed, op weg te zijn, denk je. Iets mag blijven.) Een mooi gesprek, terwijl de avond valt.

De nacht wacht.

Een andere dag. Je grootvader zou 125 geworden zijn. (Kom even naast me zitten Vovo, hier naast me in de zetel. Zoals ik vroeger naast jou zat. Laten we gewoon naar het licht kijken. Af en toe kijk ik even naar je handen. Je knikt me toe. Je bent altijd wel een beetje hier, al zeg ik dat niet.)

De vergadering. Je bekijkt de cijfers, het is alsof je de dingen beter ziet. Je schrijft traag in je schriftje.

Minder treinen, je zorgt ervoor dat je die ene haalt. Je bent nog net op tijd voor de commissie. Je luistert naar de presentatie van het voorstel. (Je houdt van het licht op je plekje, denk je tussendoor.) Je probeert je vragen zo goed mogelijk te formuleren. (Je ziet de dingen bewegen in het gesprek, als na een eerste rimpel op het water.)

Ingewikkelde dromen.

Een andere dag. Je probeert zo goed mogelijk te antwoorden op de vragen van de onderzoeker. (Waar gaan je woorden naartoe, hoe vinden ze een plek in de rivier?) (Wat zou je grootvader denken als hij je nu zou horen?)

Zachte bewegingen op de toetsen. (Iets met strelen.)

Die avond, je gaat naar het panelgesprek. Je luistert naar de tussenkomsten. (Die stoel wiebelt wel nogal erg, denk je.) Je komt tussen in de discussie. (Je puntjes netjes geordend in je schriftje.) Je kijkt naar de cirkelende antwoorden op wat je zei.

Een andere dag. Iedereen is er weer. (Het verandert de plek.)

In de vergadering. De mevrouw die een toelichting komt geven. (Iets kun je moeilijk verdragen, merk je. Misschien moet je het voorbij laten drijven.)

Die avond. Je fietst door de wind, op weg naar de vergadering. De voorbereiding voor een lezing die je later gaat geven. Je begint te vertellen, het verhaal neemt het over. (Dit maakt je gelukkig, denk je.)

De volgende dag. Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar. (Het licht, de toetsen, het ritme.)

Je krijgt bericht dat het vijfde boek is gearriveerd. Het stapeltje is compleet. Je stuurt haar een berichtje. (Kijk! Allemaal voor jou!)

Het etentje bij de vrienden. (Je voelt het weer, hoe mooi het is een droom te delen.)

Een nieuwe dag. De verjaardag van je vader, de verjaardag van Bob. (Zou hij een klein feestje hebben? Zouden alle kleinkinderen bellen met hun opa? Zouden ze naast hem willen zitten op de bank?) Hij speelt gewoon een concertje op zijn verjaardag, zie je.

Na de boodschappen vertrek je snel weer. Iemand wou dat je erbij was, om zijn bezoeker te ontvangen. Een mooie wandeling, met zoveel verhalen. Je loopt naast de gast. Je schakelt toch maar van Duits naar Engels. Het gesprek ontroert je. Na het eten hoor je het verhaal over de insecten. Hij vertelt hoe hij een nieuwe missie vond, het is zo mooi om hem bezig te zien. (Hij knikt naar je terwijl hij vertelt.)

Je fietst naar huis, door de regen. Vertrekt snel weer terug. (Eerst nog een cadeau halen, dan snel weer door, voor de wandeling.)

Geluidskunst. (Kijken naar geluid.)

De bonsaiboompjes spreken, met elkaar, misschien wel met jou. Je kunt het horen. (Het raakt je. Iets van thuis.)

De ademende orgelpijpen in de kapel, en ineens wordt het stil. Tot de longen zich weer vullen.

Je verlangt naar een plek. Je verlangt naar warm. (Misschien mag het.)

Geen opmerkingen: