02 augustus 2011

Het uur van de fado

‘Hoor. Herinner je je dat mooie concert nog?’
‘Ja natuurlijk.’
‘Als ik haar hoor, begin ik altijd te glimlachen. In haar fado zit een zomerse melancholie, het geeft me altijd een warm gevoel.’
‘Ja, echt iets voor een warme zomeravond. Zitten eten, met zicht op de tuin.’
‘Je kunt de geuren er zo bij denken.’
‘Weet je, vroeger dacht ik altijd dat je met het ouder worden de tijd beter zou begrijpen. Dat je het verloop van de tijd zou aanvaarden. Maar het is niet zo. Soms heb je een dag, of enkele dagen, waarop je het gevoel hebt dat alles loopt zoals het moet. Dat je één bent met dat ritme of zo. Maar er zijn ook andere dagen. Die schuiven zomaar voorbij. En het is alsof je alleen maar het gevoel hebt dat het verloren dagen zijn. Dat je ergens anders zou moeten zijn.’
‘O ja, dat gevoel ken ik zeker. Op de goede momenten denk je dat je alles goed bekeken hebt, dat je weet waar of wat je wilt zijn. En dan ineens kan het je overvallen dat dat niet klopt.’
‘En wat doe je daarmee?’
‘Niet zoveel eigenlijk. Maar dat overtuigt me zelf ook niet meer echt, moet ik zeggen.’
‘Dat gevoel ken ik ook.’
‘Het is daarom nog niet zo dat ik dingen van vroeger zou willen veranderen. Wat was was, en het is goed. Maar soms is het alsof er nog maar weinig tijd over is, alleszins geen tijd om nog lang te doen alsof er nog alle tijd is.’
‘Dat is mooi gezegd, maar de vraag blijft wat je ermee doet.’
‘Ik weet het niet, en vanavond ga ik het ook niet te weten komen, denk ik. Dat is te veel tegelijk. Laten we gewoon genieten van deze warme avond, meer niet.’
‘Ja, dat is goed. Die muziek is echt goed voor dit moment. Als je die muziek hoort, lijkt het een beetje alsof je nog wel alle tijd hebt, al weet ik niet wat dat wil zeggen.’
‘Ik ging vanmiddag nog even de stad in, en het was zo drukkend. Al die mensen die door de straten slenterden. Het was alsof er zo weinig lucht was. Naarmate ik terug dichter bij huis kwam werd het beter, en werd ik weer rustig.’
‘Ik denk dat jij daar toch wel een beetje gevoeliger voor bent dan ik, meestal toch.’
‘Als ik alleen ben, of met iemand anders, dan is het alsof ik helemaal geconcentreerd ben. Alle aandacht is gericht, en dat voelt heel goed. En als ik daarna dan ineens buiten kom, en al die mensen zo door elkaar zie lopen, dan is dat te veel. Te veel informatie, te veel gezichten.’
‘Dat herken ik wel. Ik heb eigenlijk liever ook niet te veel volk rondom mij.’
‘Heb je trouwens dat boek nog kunnen vinden?’
‘Nee, nog niet.’
‘Ik zal ook nog wel eens uitkijken, het moet wel ergens te vinden zijn. Ik weet zeker dat het echt iets voor jou is.’
‘Ja? Hoe weet je dat zo zeker?’
‘Gewoon. Als ik in de winkel sta, bij de boeken, of als ik iets lees over of iemand hoor praten over een bepaald boek, dan denk ik daar altijd bij: dat zou een goed boek zijn voor die of die.’
‘En bij dit boek wist je dat het voor mij zou zijn?’
‘Ja, dat wist ik meteen.’
‘Dat is zo een van die dingen van jou die ik altijd leuk vond.’
‘Ja? Nu word ik toch een beetje verlegen.’
‘Dat hoeft niet. Laat het maar gewoon zijn wat het is.’
‘Diep!’
‘Ja, vind ik ook. Normaal is dat wel meer jouw afdeling, de diepzinnige gedachten.’
‘Ja, zal wel. Diepzinnige gedachten zijn wel alleen beschikbaar tussen 19.07 en 20.14 uur, op even dagen.’
‘Nu dus.’
‘O jee, even niet bij nagedacht. Vertel me nog eens iets over je dochter.’
‘Ze is aan het rondtrekken met de fiets. Ze wilde dat helemaal in haar eentje doen. Ik vond het wel een akelige gedachte, maar daar mag je niet te veel aan denken. Ze wou tot Frankrijk fietsen, daar wat rondhangen, en dan zou ze wel zien.’
‘Oei, ik zou me ook veel zorgen maken waarschijnlijk.’
‘Ja, jij zeker. Je zou denk ik wel een goede papa zijn, maar veel slapen zou je toch niet meer doen.’
‘Nee, daar heb je gelijk in. Ik zou zo bezorgd zijn, de hele tijd. En ik denk dat dat nooit overgaat.’
‘Nee, dat gaat nooit over.’
‘Jij hebt dat altijd goed gedaan. Ik heb er altijd met veel vertedering naar gekeken, hoe jij dat doet.’
‘Ik weet dat je er zo over denkt, en dat is lief. Maar ik weet niet of ik het zo goed gedaan heb, echt niet.’
‘Ik weet het wel zeker. Zie maar hoe jullie twee met elkaar omgaan.’
‘En toch zou ik graag weten waar ze nu is. Maar ik weet dat ik beter geen berichtje stuur of zo. Dus moet ik wachten tot zij iets laat horen.’
‘Het is mooi, als je zo zit te vertellen. Dat heb ik altijd gevonden.’
‘Soms probeer ik het me voor te stellen, hoe het zou zijn als het anders was. Dat jij nu zou zitten vertellen over jouw dochter.’
‘Wie weet zou ze ook wel in Frankrijk zitten.’
‘In jouw geval zou het toch het Lake District zijn, vermoed ik.’
‘O ja, ik zie het al voor me.’
‘Grapjas. Geef me nog maar wat wijn. Deze avond wil ik wel een glas meer.’

1 opmerking:

tine heyse zei

Blij dat je het mooi vond. Een mooi stukje. En dinsdag kan ik ook weer heerlijk beginnen lezen.