Sommige momenten denk je: misschien ben ik wel een beetje
raar. Ik zou een lijstje kunnen maken met ‘rare dingen van de Jean’. Ik heb me
ondertussen trouwens al lang verzoend met dat raarzijn. En misschien geldt dat
ook wel voor mijn dierbaren.
En dan ineens lees je een artikel, en denk je dat het
eigenlijk allemaal nog best meevalt. Er blijken mensen zo maar los rond te
lopen die pas echt weird zijn… Zo is
er ene Ken Ham, een creationist, die CEO is van Answers in Genesis. In zijn woorden ben ik een secularist, en dat
zou dan het hardnekkig niet willen zien van gods schepping moeten zijn, of
zoiets.
In elk geval, de heer Ham heeft ook uitgesproken ideeën over
buitenaardse wezens. (Hij vindt dat hij verkeerd geciteerd wordt, maar wie zijn
zogenaamd verhelderende teksten leest, kan alleen maar denken dat de
marsmannetjes al onder ons zijn, in de figuur van de heer Ham.) Nu moet ik
eerlijk bekennen dat ik dat zoeken naar buitenaards leven eigenlijk een beetje
onnozel vind. Statistisch gezien zou het best kunnen dat er ergens anders nog
leven is (it’s life Jim…). En dan?
Fijn toch. Verandert dat iets aan hoe ik mezelf zou moeten zien als mens? Ik
zou niet weten waarom. Het hoeft niet. Als we al onze immense collectieve
intelligentie en onze schaarse middelen zouden gebruiken om alle mensen op deze
planeet een waardig leven te geven, dan zou dat al geweldig zijn. En dat we de
ultieme vragen over wat er voorbij de oerknal was niet kunnen beantwoorden, dat
lijkt me helemaal niet erg. Dat de mens misschien niet meer is dan een schitterend ongeluk (zoals in de mooie
VPRO-reeks van jaren geleden), dat lijkt me ook helemaal niet erg. En dat anderen
die wel geloven zich beter voelen bij de gedachte dat er een grotere orde is en
dat zij een unieke persoon zijn, die niet zomaar verloren kan gaan, daar heb ik
geen moeite mee, en ik gun hun die hopelijk rustgevende gedachte van harte.
De heer Ham vindt dat zoeken naar buitenaards leven ook
onzin, zij het om diametraal tegengestelde redenen. Volgens hem is die zoektocht
ingegeven door de rebellie van de mens tegen god, in een wanhopige poging om de
veronderstelde evolutie te bewijzen. Oeps. De aarde is volgens hem speciaal
geschapen voor de mens. De zonde van Adam had betrekking op het hele universum,
maar alleen de nakomelingen van Adam kunnen gered worden. Aliens zijn dus wel
geraakt door de zonde van Adam, maar - mochten ze bestaan - ze kunnen niet gered worden.
Ik heb hem dus maar even opgebeld met enkele prangende
vragen. Het werd een klein beetje een dovemansgesprek, zoals te verwachten.
‘Het zijn toch mensen die de verhalen in dat boek hebben
geschreven. Misschien is dat wel een grote blijk van liefde van god dat hij/zij
het aan de mens heeft toevertrouwd om in menselijke woorden verhalen op te
schrijven. Verhalen kunnen bedoeld zijn om inzicht te geven, via symbolen, via
verhaaltechnieken, en misschien krijg je zo zicht op iets moois. Als god bestaat, zou dat toch een mooi
geschenk zijn. Ik kan me niet voorstellen dat god zou willen dat woorden in dat
boek letterlijk moeten genomen worden, integendeel eigenlijk. Dat zou anders
toch van weinig liefde voor de mens getuigen, en god is liefde, hebben ze mij
altijd gezegd.’ Nou, de heer Ham begon daar even te razen aan de telefoon. Je
merkte goed dat hij zijn best deed om niet te vloeken. Dat ik vervloekt was,
dat was wel duidelijk…
‘Ik heb ook nooit goed begrepen dat mensen kunnen zeggen:
dit stuk grond is van ons, want het staat in het boek. Of dat ze zeggen: jij
bent een minderwaardige mens, omdat jij niet aanvaardt wat er in het boek
staat. Dan zeg je zo eigenlijk toch: jij moet dood omdat jij niet vindt wat ik
vind dat jij moet vinden. Dat gaat volgens mij weer over mensen. En misschien wou
god met een verhaal zeggen: ik ben het symbool van de hoop, de hoop dat jullie
ooit veilig en thuis zullen zijn, niet meer verdwaald in de chaos van deze
wereld. Dat is toch mooi, maar is die hoop niet genoeg? Dat zou toch een mooie
god zijn? Als ik, die niet in god geloof, mijn hele leven mijn best doe om een
goed mens te worden, en om andere mensen als mijn gelijken te behandelen, dan
doe ik toch hetzelfde als mensen die hun inzet kunnen motiveren door die hoop?
Maar toch zal ik niet gered worden, en ga ik dus naar de hel. En die andere
moet dan blijkbaar vooral een godvrezende mens zijn. Dat is toch een rare vorm
van liefde? En dat mensen met elkaar vechten over letters, is dat niet raar?
Dat mensen eindeloos met elkaar kunnen discussiëren over de hoop, zonder ooit
het definitieve antwoord te vinden, dat zou mooi zijn, en daar zou god dan toch
alleen maar heel blij mee moeten zijn.’ Van de heer Ham kreeg ik andermaal een
eindeloze reeks citaten uit het boek die volgens hem bewijzen dat het is zoals
het is (volgens de heer Ham, overigens ook een mens, veronderstel ik toch). Het
gaat volgens hem over een onwankelbare waarheid, en ik weiger dus systematisch
die waarheid met een grote W te aanvaarden.
‘Ik begrijp ook niet goed waarom je zo hardnekkig wilt dat
de geschiedenis van de aarde is gelopen zoals dat in een verhaal in een boek
staat. Als we via de wetenschap dingen te weten komen over hoe de evolutie is
gelopen, en dat we daarbij terug kunnen gaan tot aan de oerknal, en dat we via
die weg niet weten wat er dan voor die oerknal was, dat maakt toch voor god
niets uit, denk ik dan. Als je dan toch in god gelooft, dan heb je het toch
niet nodig om elk element van de werkelijkheid met alle geweld zo te
interpreteren dat het ondubbelzinnig past in een schema dat komt uit een
verhaal dat geschreven is door mensen. Dat lijkt me zo ongelooflijk
krampachtig. Iemand die gelooft, en die daar rust in vindt, die heeft zoveel
krampachtigheid toch niet nodig? Dat je kiest voor een aantal rituelen, als
menselijke uiting van je verbondenheid met iets dat groter is dan jezelf, dat
is mooi, en het is de taal van mensen, net als de woorden in een boek. Als er
een god bestaat, een god die van de mens houdt, dan zou die toch vragen aan de
mens om zichzelf te ontstijgen (de zoon heeft het voorgedaan, zou je kunnen
zeggen) en meer mens te worden dan hij of zij was, en zich over te geven aan
universele goedheid, aan liefde en vergeving, aan mildheid en nederigheid, aan
een open en ruimdenkende geest (dat is ook eenvoudiger te begrijpen dan die
vurige tongen trouwens).’ De heer Ham zat zo ongeveer te schuimbekken aan de
andere kant van de lijn. Hij riep me toe dat ik totaal verloren was, gedoemd om
te branden, door mijn onwil om de hogere orde der dingen te zien. Er was geen
twijfel mogelijk: ik was een slechte mens.
Ik had altijd gehoord van mijn vrienden die geloven dat het
geloof hen gelukkiger maakt, soms toch. In het geval van de heer Ham begon ik
er toch een beetje aan te twijfelen. Zelf voelde ik me nog gelukkiger dan voor
het telefoongesprek. Misschien valt dat raarzijn van mij nog wel heel erg mee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten